Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-02-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:507, AWB - 13 _ 5488
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-02-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:507, AWB - 13 _ 5488
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 4 februari 2015
- Datum publicatie
- 4 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:507
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:4149, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 5488
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Afwaardering onroerende zaak bij voeging in fiscale eenheid.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/5488
Uitspraak van 4 februari 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het boekjaar 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 10.000 en gelijktijdig bij beschikking een verzuimboete van € 2.460.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 augustus 2013, gevolgd door de verminderingsbeschikking van 21 september 2013 de aanslag gehandhaafd en de verzuimboete verminderd tot € 452.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 7 oktober 2013, ontvangen bij de rechtbank op 9 oktober 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2014 te Breda. Voor de aldaar verschenen en gehoorde personen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan tegelijk met deze uitspraak een afschrift aan partijen is verzonden. Gelijktijdig zijn behandeld de zaken met de procedurenummers 13/6289 en 13/5488.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
In 2009 heeft belanghebbende al haar onroerende zaken verkocht. Hierbij heeft zij een boekwinst behaald van € 2.137.992. Belanghebbende heeft bij het bepalen van haar belastbare winst voor 2009 in verband met deze behaalde boekwinst een herinvesteringsreserve (hir) gevormd van € 2.137.992.
Op of omstreeks 13 december 2010 heeft belanghebbende de onroerende zaak [adres] te [plaats X] (de onroerende zaak) gekocht van [A NV] ([A NV]). De koopsom bedroeg € 3.350.000.
Belanghebbende was tot [datum] 2011 zelfstandig belastingplichtig. Met ingang van [datum] 2011 is belanghebbende met [A NV] als moedermaatschappij gevoegd in een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet).
Op 30 november 2011 heeft belanghebbende de onroerende zaak voor € 1.050.000 verkocht en economisch overgedragen aan [B BV], een zustermaatschappij van belanghebbende.
Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting over het boekjaar 2011. Wegens het uitblijven van een aangifte is met dagtekening 1 juni 2013 ambtshalve de onderhavige aanslag opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van € 10.000. Tevens is een verzuimboete opgelegd.
De hierna op 8 augustus 2013 ingediende aangifte is door de inspecteur aangemerkt als een bezwaar tegen die aanslag. In de aangifte voor 2010 heeft belanghebbende de hir van € 2.137.992 afgeboekt op de onroerende zaak en een verlies van € 45.399 aangegeven.
In de fiscale vermogensopstelling 2011 heeft belanghebbende de onroerende zaak vervolgens gewaardeerd op € 1.212.008 (€ 3.350.000 min € 2.137.992).
In de bezwaarfase heeft de inspecteur het belastbaar bedrag op basis van de aangifte (verlies van € 45.399) en rekening houdende met een correctie ingevolge de renteaftrekbeperking van artikel 10d van de Wet van € 56.275, berekend op € 10.876. Omdat dit hoger is dan het bij de aanslag vastgestelde belastbaar bedrag is de aanslag in de bestreden uitspraak gehandhaafd. De inspecteur heeft de verzuimboete, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden, in de bestreden uitspraak verminderd tot € 452.
3 Geschil
Het onderhavige geschil hangt samen met de beslissing van de rechtbank in de procedure 13/6289 betreffende de aanslag vennootschapsbelasting 2010 van belanghebbende. De rechtbank heeft heden in die zaak beslist dat de hir van € 2.137.992 met toepassing van artikel 12a van de Wet Vpb tot de belastbare winst over 2010 moet worden gerekend. Dit betekent dat de in 2009 gevormde hir van € 2.137.992 niet op de boekwaarde van de onroerende zaak kan worden afgeboekt met als gevolg dat die boekwaarde op of omstreeks 13 december 2010 op € 3.350.000 moet worden gesteld.
In geschil is thans of belanghebbende de onroerende zaak bij voeging in de fiscale eenheid mag afwaarderen tot € 1.050.000, zijnde de verkoopprijs op 30 november 2011.
De renteaftrekbeperking van € 56.275 en de verzuimboete van € 452 worden door belanghebbende niet bestreden.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en op de zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag, vermindering van de aanslag tot nihil en vaststelling van het verlies van € 2.289.124. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.