Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4286, 15/01360

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4286, 15/01360

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 oktober 2017
Datum publicatie
27 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4286
Formele relaties
Zaaknummer
15/01360
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 6.2, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 16

Inhoudsindicatie

Herzieningsbeschikking persoonsgebonden aftrek. Op het aanslagbiljet IB/PVV 2010 is een bedrag van € 40.528 vermeld als bedrag aan te verrekenen persoonsgebonden aftrek uit voorgaande jaren. Door een fout is hetzelfde bedrag vermeld als de te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren. Bij herzieningsbeschikking heeft de Inspecteur het restant persoonsgebonden aftrek per 31 december 2010 herzien naar nihil. Het Hof oordeelt, evenals de Rechtbank, dat sprake is van een fout die redelijkerwijs voor belanghebbende kenbaar was. De Inspecteur heeft op grond van artikel 6.2a, lid 5, van de Wet IB 2001 in samenhang met artikel 16, lid 2, onderdeel c, van de AWR de herzieningsbeschikking mogen geven.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01360

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 16 oktober 2015, nummer BRE 15/6046 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden herzieningsbeschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij de met dagtekening 5 juli 2013 aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2010 is bij beschikking de nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek (hierna: PGA) in volgende jaren vastgesteld op

€ 40.528. De Inspecteur heeft de PGA bij beschikking van 13 april 2015 herzien (hierna: de herzieningsbeschikking) en vastgesteld op nihil. Het tegen de herzieningsbeschikking gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur van 22 juni 2015 ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van

€ 123.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 22 september 2017 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] en de heer [B] .

1.6.

Aan het einde van deze zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting zijn de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over 2010 onder meer het volgende opgenomen:

Restant PGA € 44.552

Kosten levensonderhoud kinderen € 4.260

Specifieke zorgkosten € 3.317

Giften € 982

2.2.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 2 mei 2013 bericht dat van de aangifte zal worden afgeweken en dat - onder meer - voormelde bedragen als volgt worden gecorrigeerd:

Restant PGA - € 4.024

Kosten levensonderhoud kinderen --

Specifieke zorgkosten - € 63

Giften - € 38

De totale correctie PGA bedraagt aldus - € 4.125.

In de brief van 2 mei 2013 is onder meer het volgende vermeld:

Restant persoonsgebondenaftrek

In de aangifte hebt u als restant persoonsgebonden aftrek over voorgaande jaren

€ 44.552 aangegeven. (….). Uit mijn gegevens blijkt dat u de gehele persoonsgebonden aftrek van het vorige belastingjaar, het jaar 2009, hebt ingevuld als restant persoonsgebonden aftrek over voorgaande jaren. Uw persoonsgebonden aftrek van 2009 is echter al op het inkomen van dat jaar in mindering gebracht. Voor zover er nog een bedrag niet in aftrek kon worden gebracht, hebben wij een beschikking afgegeven. Het restant persoonsgebonden aftrek over voorgaande jaren hebben wij daarin vastgesteld op € 40.528.(…)”.

2.3.

Belanghebbende heeft in 2010 een inkomen uit werk en woning vóór toepassing van de PGA van € 58.019. Aan PGA is bij aanslagregeling in totaal € 48.986 in aanmerking genomen (€ 44.552 + € 4.260 + € 3.317 + € 982 minus € 4.125). Van dit bedrag is € 40.528 de restant PGA van voorgaande jaren en € 8.458 de PGA over 2010.

2.4.

Na verrekening van de PGA ad € 48.986 en te verrekenen verliezen ad € 9.033 resteert een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Op het aanslagbiljet IB/PVV 2010 is vermeld dat de te verrekenen PGA uit voorgaande jaren € 40.528 bedraagt. Tevens is vermeld dat de nog te verrekenen PGA in volgende jaren € 40.528 bedraagt.

2.5.

De Inspecteur heeft met dagtekening 13 april 2015 de herzieningsbeschikking genomen en daarbij de nog te verrekenen PGA per 31 december 2010 herzien tot nihil.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de herzieningsbeschikking terecht is gegeven.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en vernietiging van de herzieningsbeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing