Hoge Raad, 06-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:521, 17/05315
Hoge Raad, 06-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:521, 17/05315
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 april 2018
- Datum publicatie
- 6 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:521
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2017:4286
- Zaaknummer
- 17/05315
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
6 april 2018
Nr. 17/05315
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 oktober 2017, nr. 15/01360, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/6046) betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 6.2a, lid 3, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.