Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4293, 15/00792 en 15/00794
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4293, 15/00792 en 15/00794
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 oktober 2017
- Datum publicatie
- 27 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:4293
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2015:2188, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:66
- Zaaknummer
- 15/00792 en 15/00794
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Art. 15 Wet OB ’68. Belanghebbende is een houdstervennootschap. Geen recht op aftrek van voorbelasting bij ontbreken van facturen. Geen recht op aftrek van voorbelasting ter zake van bepaalde ingekochte leveringen en diensten. Pro rata aftrek van voorbelasting op algemene kosten. Boete passend en geboden. Vergoeding van immateriële schade.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00792 en 15/00794
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 1 april 2015, nummers AWB 13/2115 en AWB 13/6445 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.9501 over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 74.360, alsmede bij beschikking een boete van € 4.537. Eveneens bij beschikking is een bedrag van € 9.869 aan heffingsrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van €9.721.
Aan belanghebbende is voorts onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.8501 over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 24.652, alsmede bij beschikking een bedrag van € 2.853 aan heffingsrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.
De Rechtbank heeft het beroep voor wat betreft de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 en de daarbij behorende beschikkingen gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 68.792, de boetebeschikking verminderd tot een bedrag van € 3.856 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. De Rechtbank heeft het beroep voor wat betreft de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 en de daarbij behorende beschikkingen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 497,00. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 3 februari 2017 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A] en de gemachtigde van belanghebbende, de heer [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] en mevrouw [D] .
Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is op [datum 1] 2005 opgericht, aanvankelijk als houdster van 50% van de aandelen in [E] B.V. Volgens de vermelding in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van belanghebbende uit holdingactiviteiten, het beheer van vermogen en het verlenen van managementdiensten. Eind 2006 heeft belanghebbende haar aandelen in [E] B.V. verkocht aan [F] N.V.
Sinds [datum 2] 2008 is de [G] enig aandeelhoudster van belanghebbende. De heer [A] is de bestuurder van belanghebbende. Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).
Vanaf 1 juli 2010 heeft een boekenonderzoek bij belanghebbende plaatsgevonden, waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 is onderzocht. Op 25 augustus 2011 is het rapport van het boekenonderzoek opgemaakt (hierna: het rapport) door de controle-medewerker de heer [H] (hierna: de controle-medewerker). In het rapport heeft de controle-medewerker geconcludeerd dat de aangiften omzetbelasting niet juist waren. Dat heeft geleid tot de naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009. De naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 is opgelegd naar aanleiding van het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009.
Belanghebbende heeft in de aangiften omzetbelasting over 2006 een belaste omzet aangegeven van € 6.673. Dit betrof een vergoeding voor managementdiensten aan [E] B.V. Voorts heeft zij in 2006 € 6.600 aan (van omzetbelasting vrijgestelde) rente ontvangen. Belanghebbende heeft € 30.676 aan voorbelasting in de aangiften in aftrek gebracht. Daarvan is € 10.521 gedekt door facturen, waaronder een factuur van [E] B.V. voor een LCD-scherm, twee facturen van [J] , een organisatiebureau van evenementen, en een factuur van [K] ; deze laatste factuur is niet gericht aan belanghebbende maar aan de heer [A] In de bezwaarfase heeft belanghebbende nog een factuur overgelegd die ziet op de aankoop van een auto.
Belanghebbende heeft in de aangiften omzetbelasting over 2007 een belaste omzet aangegeven van € 20.000. Voorts heeft zij in 2007 € 56.285 aan (van omzetbelasting vrijgestelde) rente ontvangen. Ten slotte heeft belanghebbende in 2007 een auto verkocht voor € 44.685 inclusief € 7.134 omzetbelasting; deze omzetbelasting heeft zij niet aangegeven en voldaan.
Belanghebbende heeft over 2007 € 22.296 aan voorbelasting in de aangiften in aftrek gebracht. Daarvan is € 12.521 gedekt door facturen, waaronder een factuur van [L] voor meubilair. In de bezwaarfase heeft belanghebbende nog facturen overgelegd van [E] B.V. voor diverse kosten en pensioenpremies als ook van hotel [M] .
Belanghebbende heeft in de aangiften omzetbelasting over 2008 geen belaste omzet aangegeven. Wel heeft zij in dit jaar € 95.200 inclusief € 15.200 omzetbelasting gefactureerd aan [N] B.V. voor managementdiensten. Voorts heeft belanghebbende in 2008 een auto verkocht voor € 59.199 inclusief € 9.452 omzetbelasting. Ten slotte heeft belanghebbende in 2008 € 104.084 (van omzetbelasting vrijgestelde) rente ontvangen. Belanghebbende heeft € 16.205 aan voorbelasting in de aangiften in aftrek gebracht. Daarvan zijn geen facturen in de administratie aanwezig.
Belanghebbende heeft in de aangiften omzetbelasting over 2009 geen belaste omzet aangegeven. Zij heeft in 2009 € 15.214 (van omzetbelasting vrijgestelde) rente ontvangen. Belanghebbende heeft over 2009 € 9.155 aan voorbelasting in de aangiften in aftrek gebracht. Daarvan is € 7.355 gedekt door facturen , waaronder een factuur van [P] B.V. (voorbelasting € 5.589) en facturen van [Q] voor het opmaken van jaarrekeningen en aangiften voor andere vennootschappen dan belanghebbende.
Uiteindelijk zijn de onderhavige naheffingsaanslagen, tezamen genomen, als volgt samengesteld:
2006 2007 2008 2009
Voorbelasting geclaimd € 30.676 € 22.296 € 16.205 € 9.155
waarvan zakelijk € 9.102 € 12.021 € - € -
Niet zakelijk, niet aftrekbaar € 21.574 € 10.275 € 16.205 € 9.155
Zakelijke voorbelasting € 9.102 € 12.021 € - € -
pro rata aftrek:
belaste omzet/
vrijgestelde omzet € 4.576 € 4.276 € - € -
Niet aftrekbaar € 4.526 € 7.745 € - € 140
niet aangegeven omzetbelasting € 7.134 € 24.652
Na te heffen € 26.100 € 25.154 € 40.857 € 9.155
Nageheven is € 29.000 € 20.000 € 40.857 € 9.155
In de motivering van het bezwaar tegen de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 heeft belanghebbende het volgende opgenomen:
‘2.4. Lening
Verder heeft [belanghebbende] BV gedurende de jaren waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft ook leningen verstrekt. Het verstrekken van leningen is een vrijgestelde prestatie voor de btw. Met betrekking tot deze activiteit is de btw slechts aftrekbaar voor zover leningen worden verstrekt aan partijen die buiten de EU zijn gevestigd. De partijen aan wie [belanghebbende] BV leningen heeft verstrekt zijn echter gevestigd in de EU. Voor deze vrijgestelde activiteiten heeft [belanghebbende] BV daarom geen recht op aftrek van voorbelasting.
Btw op kosten die direct aan deze vrijgestelde activiteiten toerekenbaar zijn, kan door [belanghebbende] BV niet in aftrek worden gebracht. Btw op activiteiten die niet direct toerekenbaar zijn aan het verstrekken van leningen maar ook toerekenbaar zijn aan de btw-belaste activiteiten van [belanghebbende] BV, vormen algemene kosten. De btw op deze kosten is aftrekbaar op basis van pro rata.
De renteopbrengsten hoeven op grond van het arrest-EDM (..) van het Hof van Justitie niet te worden meegerekend als vrijgestelde omzet indien de vrijgestelde activiteit slechts zeer beperkt gebruik van de algemene middelen impliceert en de vrijgestelde omzet daarom een verstorende werking heeft op de pro-rata. De renteopbrengsten kunnen derhalve buiten beschouwing worden gelaten bij de berekening van de pro-rata. Ook in onderhavige casus gaat het om een vennootschap die als hoofdtaak heeft het verrichten van managementactiviteiten. De financieringen zijn slechts van bijkomstige/ondergeschikte aard.’
In de uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december -2009 is het bezwaar ongegrond verklaard. Omdat over 2006 € 2.900 te veel was nageheven en over 2007 vanwege de verkoop van een auto € 7.134 te weinig, is het bedrag van € 2.900 intern gecompenseerd . In verband met het verschil in tijdvak is de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd met € 148.
In beroep is vastgesteld dat de aftrekbaarheid van de voorbelasting ad € 5.589 die is vermeld op de factuur van [P] B.V. niet meer in geschil is. Datzelfde geldt voor de aftrek van € 140 voorbelasting ter zake van de facturen afkomstig van [R] , [S] B.V. en [T] specialisten.
Ten aanzien van een factuur van [Q] met € 1.168 omzetbelasting heeft de Rechtbank geoordeeld dat 25% van die factuur betrekking heeft op belanghebbende, zodat € 292 als voorbelasting in aftrek dient te worden gebracht.
Na toepassing van een pro rata berekening komt de Rechtbank tot de volgende berekening van de op de naheffingsaanslagen verschuldigde omzetbelasting:
2006
Belast Vrijgesteld Totaal
Omzet volgens administratie € 6.673 € 6.600 € 13.273
Berekening naheffing
Totale voorbelasting € 9.102
Pro-rata (6.673/13.273 ) 0,5
Aftrekbaar € 4.576
Afgetrokken voorbelasting € 30.676
Aftrekbaar € 4.576
Niet aftrekbaar € 26.100
Nageheven € 29.000
Te veel nageheven € 2.900
2007
Belast Vrijgesteld Totaal
Omzet volgens administratie € 20.000 € 56.285 € 76.285
Bij: verkoop auto [kenteken] € 37.551 € 37.551
Totaal € 57.551 € 56.285 € 113.836
Berekening naheffing
Totale voorbelasting € 12.021
Pro rata (57.551/113.836) 0,51
Aftrekbaar € 6.077
Afgetrokken voorbelasting € 22.296
Aftrekbaar € 6.077
Niet aftrekbaar € 16.219
Bij: omzetbelasting auto € 7.134
Saldo na te heffen € 23.353
Nageheven € 20.000
Te weinig nageheven € 3.353
2008: naheffing € 40.857
2009: naheffing was € 9.155, alsnog aftrekbaar € 6.021, naheffing wordt € 3.134.
Het vorenstaande brengt mee dat de Rechtbank de naheffingsaanslag over het tijdvak
1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 heeft gehandhaafd en de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 heeft verminderd met € 5.568 tot een bedrag van € 68.792 aan omzetbelasting.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Zijn de naheffingsaanslagen tot de juiste bedragen vastgesteld? Specifiek is hierbij de vraag aan de orde of bij de berekening van aftrekbare voorbelasting rekening moet worden gehouden met de van omzetbelasting vrijgestelde rente-inkomsten;
II. Zo ja, is de verzuimboete terecht opgelegd, en
III. Heeft de Rechtbank terecht geen (immateriële) schadevergoeding toegekend?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur en van de naheffingsaanslagen, boetebeschikking en beschikkingen heffingsrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.