Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-04-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2188, AWB - 13 _ 2115
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-04-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2188, AWB - 13 _ 2115
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 1 april 2015
- Datum publicatie
- 23 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:2188
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:4293, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 2115
- Relevante informatie
- Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Belanghebbende verricht managementactiviteiten en heeft in het onderhavige tijdvak (van omzetbelasting vrijgestelde) rente ontvangen. Voor zover omzetbelasting in rekening is gebracht op facturen die zowel op de belaste als vrijgestelde activiteiten betrekking hebben, moet de voorbelasting pro rata worden gesplitst in een aftrekbaar en niet aftrekbaar deel. De stelling van belanghebbende dat bij de berekening van de pro-rata de renteopbrengsten niet hoeven te worden meegerekend als vrijgestelde omzet, aangezien het verstrekken van leningen slechts een zeer beperkt gebruik van de algemene middelen impliceert, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers AWB 13/2115 en 13/6455
Uitspraken van 1 april 2015
Uitspraken als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende twee naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd:
Met dagtekening 25 november 2011 een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 met aanslagnummer [aanslagnummer].F.01.9501 (hierna: de naheffingsaanslag 2006-2009) van € 74.360. In hetzelfde geschrift is tevens bij beschikking een verzuimboete van € 4.537 opgelegd en is € 9.869 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft hiertegen bij brief met dagtekening 5 december 2011 bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft het bezwaar bij de uitspraak van 1 maart 2013 deels gegrond verklaard en de aan belanghebbende in rekening gebrachte heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 9.721. De naheffingsaanslag 2006-2009 en de verzuimboete zijn in stand gelaten.
Belanghebbende heeft daartegen bij faxbericht van 11 april 2013 beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van
€ 318. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Met dagtekening 28 februari 2013 een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 met aanslagnummer [aanslagnummer].F.01.8501 (hierna: de naheffingsaanslag 2008) van € 24.652. In hetzelfde geschrift is tevens € 2.853 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft hiertegen bij brief met dagtekening 10 april 2013 bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft het bezwaar bij de uitspraak van 18 oktober 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen bij faxbericht van 28 november 2013 beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende [bestuurder], de bestuurder van belanghebbende, vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde] verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Maastricht, en namens de inspecteur, [verweerder]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Belanghebbende is op [datum] 2005 opgericht. Volgens de vermelding in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van belanghebbende uit holdingactiviteiten, het beheer van vermogen en het verlenen van managementdiensten. Sinds [datum] 2008 is [Stichting A] enig aandeelhouder van belanghebbende. [bestuurder] is de bestuurder van belanghebbende (hierna: de bestuurder). Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).
Vanaf 1 juli 2010 heeft er een boekenonderzoek bij belanghebbende plaatsgevonden, waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 is onderzocht. Op 25 augustus 2011 is het rapport inzake het boekenonderzoek opgemaakt (hierna: het rapport) door de controle-medewerker [controle-medewerker] (hierna: de controle-medewerker). In het rapport heeft de controle-medewerker geconcludeerd dat de aangiften omzetbelasting niet juist waren. Dat heeft geleid tot de onderhavige naheffingsaanslag 2006-2009 en boete. De naheffingsaanslag 2008 is opgelegd naar aanleiding van hetgeen belanghebbende in haar bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag 2006-2009 heeft vermeld ten aanzien van het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008.
Belanghebbende heeft in de aangiften omzetbelasting over 2006 een belaste omzet aangegeven van € 6.673. Zij heeft in 2006 € 6.600 aan (van omzetbelasting vrijgestelde) rente ontvangen. Belanghebbende heeft € 30.676 aan voorbelasting in de aangiften in aftrek gebracht. Daarvan is € 10.521 gedekt door facturen in de administratie waaronder een factuur van [B BV] voor het LCD-scherm, twee facturen van [C] en een factuur van [D] die niet is gericht aan belanghebbende maar aan haar directeur. De inspecteur heeft de voorbelasting nageheven die op deze facturen is vermeld. In de bezwaarfase heeft de bestuurder nog een factuur overgelegd die ziet op de aankoop van een auto.
Belanghebbende heeft in de aangiften omzetbelasting over 2007 een belaste omzet aangegeven van € 20.000. Belanghebbende heeft in 2007 een auto verkocht voor
€ 55.000 plus € 7.134 omzetbelasting; deze omzetbelasting heeft zij niet aangegeven.
Belanghebbende heeft in 2007 € 56.285 aan (van omzetbelasting vrijgestelde) rente ontvangen. Belanghebbende heeft € 22.296 aan voorbelasting in de aangiften in aftrek gebracht. Daarvan is € 12.521 gedekt door facturen in de administratie waaronder een factuur van [E] voor meubilair. De inspecteur heeft de voorbelasting nageheven die op deze factuur is vermeld. In de bezwaarfase heeft belanghebbende nog facturen overgelegd van [B BV] voor diverse kosten en pensioenpremie en van [hotel].
Belanghebbende heeft in de aangiften omzetbelasting over 2008 geen belaste omzet aangegeven. Belanghebbende heeft € 80.000 plus € 15.200 omzetbelasting gefactureerd aan [F BV] ter zake van managementdiensten. Belanghebbende heeft in 2008 een auto verkocht voor € 49.747 plus € 9.452 omzetbelasting. Beide omzetbelastingbedragen heeft zij niet aangegeven. Belanghebbende heeft in 2008 € 104.084 (van omzetbelasting vrijgestelde) rente ontvangen. Belanghebbende heeft € 16.205 aan voorbelasting in de aangiften in aftrek gebracht. Daarvan zijn geen facturen in de administratie aanwezig.
Belanghebbende heeft in de aangiften omzetbelasting over 2009 geen belaste omzet aangegeven. Zij heeft in 2009 € 15.214 (van omzetbelasting vrijgestelde) rente ontvangen. Belanghebbende heeft € 9.155 aan voorbelasting in de aangiften in aftrek gebracht. Daarvan is € 7.355 gedekt door facturen in de administratie waaronder een factuur van [G BV] (voorbelasting € 5.589) en facturen van [H] voor het opmaken van jaarrekeningen en aangiften voor andere vennootschappen dan belanghebbende. De inspecteur heeft de voorbelasting nageheven die op deze facturen is vermeld.
De inspecteur heeft de naheffingsaanslagen uiteindelijk als volgt onderbouwd:
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
|
Voorbelasting geclaimd |
€ 30.676 |
€ 22.296 |
€ 16.205 |
€ 9.155 |
waarvan zakelijk |
€ 9.102 |
€ 12.021 |
€ - |
€ - |
Niet zakelijk, niet aftrekbaar |
€ 21.574 |
€ 10.275 |
€ 16.205 |
€ 9.155 |
Zakelijke voorbelasting |
€ 9.102 |
€ 12.021 |
€ - |
€ - |
pro rata aftrek: belaste omzet/vrijgestelde omzet |
€ 4.576 |
€ 4.276 |
€ - |
€ - |
Niet aftrekbaar |
€ 4.526 |
€ 7.745 |
€ - |
€ 140 |
niet aangegeven omzetbelasting |
€ 7.134 |
€ 24.652 |
||
Na te heffen |
€ 26.100 |
€ 25.154 |
€ 40.857 |
€ 9.155 |
Nageheven is |
€ 29.000 |
€ 20.000 |
€ 40.857 |
€ 9.155 |
In de uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag 2006-2009 is het bezwaar ongegrond verklaard. Omdat over 2006 € 2.900 te veel was nageheven en over 2007 te weinig, is dat bedrag van € 2.900 alsnog aangemerkt als naheffing voor 2007 voor de auto. In verband daarmee is de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd met € 148.
3 Geschil
In geschil is
- of de correctie van de voorbelasting wegens niet-zakelijke kosten terecht is;
- of bij de berekening van de aftrekbare voorbelasting rekening gehouden moet worden met de vrijgestelde rente-inkomsten; en
- of de verzuimboete terecht is opgelegd.
Niet meer in geschil is dat (1) de pro rata aftrek voor 2007 onjuist is berekend, (2) de correctie van de meer verschuldigde omzetbelasting in 2007 en 2008 juist is, (3) de factuur van [G BV] (2009) betrekking heeft op zakelijke kosten en (4) belanghebbende in 2009 recht heeft op aftrek van € 140 voorbelasting ter zake van de facturen afkomstig van [I], [J BV] en [K] specialisten.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, tot vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslagen en van de boete. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.