Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4305, 16/03500, 16/03575 en 16/03577
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4305, 16/03500, 16/03575 en 16/03577
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 oktober 2017
- Datum publicatie
- 18 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:4305
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2016:3843, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:928
- Zaaknummer
- 16/03500, 16/03575 en 16/03577
Inhoudsindicatie
Omkering bewijslast. Uitnodiging, herinnering en aanmaning terecht verzonden naar het adres waarop belanghebbende stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Inspecteur heeft inkomsten uit productie en verkoop van XTC redelijk geschat door deze te bepalen op de waarde van aangetroffen hasj. Belastingrechter niet gebonden aan beslissing strafrechter in de ontnemingszaak. Boete wegens opzet.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03500, 16/03575 en 16/03577
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 23 juni 2016, nummers BRE 15/3796 en BRE 15/3797,
en het hoger beroep van
de Inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 juni 2016, nummer BRE 15/3796,
in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur.
betreffende na te melden aanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen belastingrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2012 de volgende aanslagen opgelegd en beschikkingen bekendgemaakt:
een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: aanslag IB) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.526.306,
bij beschikking een boete van € 391.384,
bij beschikking belastingrente van € 17.351,
een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: aanslag Zvw) berekend naar het maximum bijdrage-inkomen van € 50.064,
bij beschikking belastingrente van € 55.
De aanslagen en beschikkingen belastingrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd en de boete is bij deze uitspraken verminderd tot
€ 200.000.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft het beroep betreffende de IB, de belastingrente en de boete gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar betreffende de IB, de belastingrente en de boete vernietigd, de aanslag IB verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 600.000 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de boete verminderd tot € 81.000, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 992 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan hem vergoedt.
De Inspecteur heeft hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank met kenmerk BRE 15/3796 ingesteld, bij het Hof bekend onder nummer 16/03500. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Rechtbank met kenmerken BRE 15/3796 en 15/3797, bij het Hof bekend onder nummers 16/03575 en 16/03577. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Ter zake van het beroep met kenmerk 16/03575 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.
Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank met kenmerk BRE 15/3796. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord. Het Hof zal het incidenteel hoger beroep van belanghebbende als nader verweer in diens hoger beroep aanmerken.
De zitting heeft plaatsgehad op 14 september 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, de heer [A] , advocaat te [plaats 1] , alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [B] , de heer [C] en de heer [D] .
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is gehuwd met mevrouw [E] (hierna: de echtgenote). Zij hebben samen vijf kinderen. Belanghebbende stond volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) ingeschreven op het adres [adres 1] 22 te [woonplaats] ; dit is de woning van zijn moeder. De echtgenote en de kinderen stonden volgens het GBA ingeschreven op het adres [adres 1] 24 te [woonplaats] ,
Op 13 januari 2012 heeft in een loods aan [adres 2] 7 te [plaats 2] (hierna: loods [00] ), een inkijkoperatie plaatsgevonden. Deze loods werd gehuurd door [F] , als hoofdhuurder, en door belanghebbende, als medehuurder. De loods was opgedeeld in drie delen. Bij de inkijk in de loods zijn goederen aangetroffen en gefotografeerd. Op 13 januari 2012 is vastgesteld dat een deel van de aangetroffen goederen, waaronder een tabletteermachine, gebruikt kan worden bij de productie van synthetische drugs. Tevens is op de tabletteermachine poeder aangetroffen die positief testte op de aanwezigheid van methyleendioxymethamfetamine (MDMA).
Op 28 maart 2012 heeft in het kader van het strafrechtelijk onderzoek “ [G] ” een doorzoeking plaatsgevonden onder andere op het adres [adres 1] 22 te
[woonplaats] , het adres [adres 1] 24 te [woonplaats] en in loods [00] .
Op het adres [adres 1] 22 zijn onder meer 5 plastic zakken met in totaal 4.847 XTC-pillen en enkele doorzichtige zakken met gripzakjes (sealzakken) aangetroffen.
Voor zover hier van belang is op het adres [adres 1] 24 in een loze, verborgen, ruimte in de schuur 312 kg hasj en in de slaapkamer 4,52 kg hasj, in totaal 316,52 kg, aangetroffen en in beslag genomen. In de slaapkamer is verder in een sierhaard een tas met meerdere bundels met biljetten van 20 euro, in totaal € 5.000, aangetroffen en in beslag genomen. In de woning is daarnaast een witte hoekbank, een salontafel en onderdelen van een Audi in beslag genomen.
Op het adres [adres 2] 7 te [plaats 2] zijn op 28 maart 2012 een granuleermachine, een compressor, 250 gram licht blauw poeder in een plastic zak, twee tabletten, gebroken tabletten, microcellulose, kleurstoffen en magnesiumstearaat in beslag genomen. Op de granuleermachine, een stekkerdoos en een lampenkap is poeder aangetroffen, dat door het NFI is geanalyseerd als MDMA. Tevens zijn mondkapjes in beslag genomen. In het “Bewijsmiddelenoverzicht MDMA [belanghebbende] ”, dat tot de stukken van het geding behoort, is ten aanzien van deze mondkapjes het volgende vermeld:
“Tijdens de doorzoeking in de loods aan [adres 2] te [plaats 2] zijn tevens mondkapjes in beslag genomen. Het mondkapje dat onder de buddyscooter bij het afval is gevonden betreft amo.h7.1.5. De bemonstering is genummerd [nummer 1] . In het rapport van het NFI van 5 oktober 2012 (p.249 map proces-verbaal technisch onderzoek) staat beschreven dat het celmateriaal in de bemonstering [nummer 1] afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat het DNS-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het NFI heeft een vergelijkend onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de aangetroffen mondkapjes. In dit rapport staat dat de roze plekken aangetroffen op alle drie de mondkapjes niet willekeurig zijn verdeeld per mondkapje. Aan de binnenzijde, op die plekken waar het mondkapje bij het dragen normaliter contact maakt met de huid en in het gebied bij de neus is het vilt roze van kleur. De roze plekken geven de indruk dat het een verkleuring betreft veroorzaakt door een kleurstof die in het materiaal is getrokken. Een dergelijke kleurende stof is aangetroffen in het roze MDMA bevattende poeder. Het feit dat de roze plekken op de specifieke plaatsen op de mondkapjes zijn aangetroffen is veel waarschijnlijker onder de hypothese dat de vervuiling is ontstaan bij het dragen van de mondkapjes, dan onder de hypothese dat de roze plekken zijn ontstaan door willekeurige bevuiling, doordat er poeder op de mondkapjes is gevallen.”
Medewerkers van de Groep Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) hebben verklaard dat de voor het tabletteren van MDMA benodigde grondstoffen alle zijn aangetroffen in de loods, evenals hele en gebroken tabletten die MDMA bevatten. De lege sealzakken zijn, aldus de verklaring van de medewerkers van LFO, vermoedelijk gebruikt voor de aanvoer van pure MDMA.
Belanghebbende is op 28 maart 2012 aangehouden en uiteindelijk in hoger beroep op 18 december 2015 door Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch , zaaknummer [nummer 2] , veroordeeld ter zake van, kort gezegd:
in de periode van 11 januari 2012 tot en met 28 maart 2012 bewerken en verwerken van hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA;
het op 28 maart 2012 te [plaats 2] aanwezig hebben van een materiaal bevattende MDMA;
in de periode van 11 januari 2012 tot en met 28 maart 2012 voorbereiden van het bewerken en verwerken van hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en stoffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad bestemd tot het plegen van die feiten;
op 28 maart 2012 aanwezig hebben van hasjiesj;
het op 28 maart 2012 voorhanden hebben van wapens en munitie;
tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden. Belanghebbende heeft daartegen cassatieberoep ingesteld.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brieven op 28 februari 2013 uitgenodigd, op 30 mei 2013 herinnerd en op 9 juli 2013 aangemaand om aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2012 (hierna: de aangifte IB 2012) te doen.
Belanghebbende heeft geen aangifte IB 2012 ingediend. Met dagtekening 29 oktober 2013 heeft de Inspecteur zijn voornemen met betrekking tot de ambtshalve op te leggen onderhavige aanslagen over het jaar 2012 meegedeeld. Daarbij is ook het voornemen van de Inspecteur om een vergrijpboete op te leggen meegedeeld.
De aanslag IB en de aanslag Zvw zijn met dagtekening 12 februari 2014 opgelegd. Daarbij is uitgegaan van een geschat resultaat uit overige werkzaamheden van
€ 1.526.306, dat als volgt is opgebouwd:
Hasj |
312 kg à € 4.850 |
€ 1.513.200 |
Contant geld |
€ 5.000 |
|
XTC-pillen |
€ 3.170 |
|
Hoekbank, salontafel en onderdelen Audi |
Geschatte waarde |
€ 4.936 |
Totaal |
€ 1.526.306 |
De aangifte IB 2012 is op 15 februari 2014 alsnog door belanghebbende ingediend. Deze aangifte is door de Inspecteur aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de onderhavige aanslagen. Op de bezwaren van belanghebbende is beslist in de uitspraken op bezwaar zoals vermeld in 1.1.2.
Op 1 december 2014 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. In het hoorverslag is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“1. Aanwezig waren [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) (…).
2. 2. Gemachtigde
De heer [A] , gemachtigde van belanghebbende, was, (…), niet bij het hoorgesprek aanwezig.
(…)
6. Standpunt belanghebbende
Het standpunt van belanghebbende kan als volgt worden weergegeven:
312 kilogram hasj: deze was niet van hem, werd alleen maar voor een derde in bewaring gehouden, belanghebbende geeft aan “als ik handelaar was en als ik 1,5 miljoen zou hebben was ik al lang weg geweest”. De partij hasj was verstopt achter een muur. Belanghebbende kreeg hiervoor een vergoeding van € 300 per maand;
4.847 XTC pillen: hiertegen is hoger beroep ingesteld;
contant geldbedrag van € 5.000: dit geld bedrag behoort toe aan belanghebbende;
hoekbank en salontafel: zijn niet van belanghebbende maar van mevrouw [E] ;
onderdelen Audi Q7: deze behoren toe aan de heer [H] .
(…)”
Op 28 november 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant de vordering van de Officier van Justitie tot ontneming van belanghebbende van wederrechtelijk verkregen voordeel gedeeltelijk toegewezen en belanghebbende veroordeeld tot betaling van € 21.546. Ter zake van 312 kg hasj, die was aangetroffen in de schuur op het adres [adres 1] 24, heeft de Rechtbank overwogen dat het in de wereld van de hasjhandel niet ongebruikelijk is dat gebruik wordt gemaakt van stashplekken voor de opslag van hasj en heeft de verklaring van belanghebbende dat hij de hasj voor een ander in bewaring had, niet onaannemelijk geacht.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Zijn de onderhavige aanslagen terecht met omkering en verzwaring van de bewijslast opgelegd?
2. Bij bevestigende beantwoording van vraag 1: berusten de aanslagen op een redelijke schatting van de inkomsten van belanghebbende in het onderhavige jaar?
3. Is de boete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van zijn hoger beroep, tot ongegrondverklaring van het hoger beroep van de Inspecteur, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, vernietiging van de boete- en belastingrentebeschikking en vermindering van de aanslagen tot nihil. De Inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van zijn hoger beroep, tot ongegrondverklaring van het hoger beroep van belanghebbende, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, doch een en ander enkel voor wat betreft de boete, en tot vermindering van de boete tot € 180.000.