Hoge Raad, 15-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:928, 17/05451
Hoge Raad, 15-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:928, 17/05451
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 juni 2018
- Datum publicatie
- 15 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:928
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2017:4305
- Aanvraag tot herziening van: ECLI:NL:RBZWB:2016:3843, Afwijzing
- Zaaknummer
- 17/05451
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
15 juni 2018
nr. 17/05451
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 oktober 2017, nrs. 16/03500, 16/03575 en 16/03577, op de hoger beroepen van belanghebbende en van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/3796) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikking, alsmede de voor dat jaar opgelegde aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.