Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4672, 16/03389

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4672, 16/03389

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 oktober 2017
Datum publicatie
3 november 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4672
Formele relaties
Zaaknummer
16/03389
Relevante informatie
Uitvoeringsregeling Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2010] [Regeling ingetrokken per 2010-01-01] art. 7a

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is een aanslag in het recht van successie opgelegd. In geschil is of belanghebbende met betrekking tot de in 2009 geërfde aandelen in Beheer BV recht heeft op toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (hoofdstuk IIIA van de Successiewet 1956). Evenals de rechtbank is het Hof van oordeel dat voornoemde regeling niet van toepassing is omdat in Beheer BV ten tijde van het overlijden van erflaatster geen materiële onderneming werd gedreven. Dat in de - vóór het overlijden van erflaatster - verkochte deelneming van Beheer BV wel een materiële onderneming werd gedreven doet aan dit oordeel niet af omdat het bepaalde in artikel 7a, lid 2, van de Uitvoeringsregeling SW in dat geval deze onderneming niet aan Beheer BV toerekent.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03389

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 april 2016, nummer BRE 15/2653 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hier na te noemen aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in het recht van successie opgelegd naar een belaste verkrijging van € 6.134.114 uit de nalatenschap van [A] . Na bezwaar is deze (ambtshalve vastgestelde) aanslag, bij uitspraak van de Inspecteur, verminderd naar een belastbare verkrijging van € 3.657.386, waarbij het recht van successie € 924.005 bedraagt.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd naar een recht van successie ter grootte van € 868.116.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 6 juli 2017 te ’s-Hertogenbosch.

1.5.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbendes gemachtigde [B] , alsmede, namens de Inspecteur, [C] , [D] en [E] .

1.6.

Het Hof heeft na afloop van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Op [datum 1] 2009 is de moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) overleden. Belanghebbende en zijn zus [F] (hierna: de zus of zijn zus) zijn de enige erfgenamen. De echtgenoot van erflaatster, [G] , is op [datum 2] 2008 overleden.

2.2.

Tot de nalatenschap van erflaatster behoren de aandelen in [H] B.V. (hierna: Beheer BV). Beheer BV hield op het moment van overlijden van erflaatster 100% aandelen in [J] B.V. en 30% van de aandelen in [K] B.V. Daarnaast bezat Beheer BV drie beleggingsparticipaties. Tot het vermogen van Beheer BV behoorde verder een productielijn voor het maken van Bossche bollen (hierna: de productielijn), de in 2.4 vermelde lening aan belanghebbende en zijn zus, en de in 2.7 vermelde vordering op [L] B.V.

2.3.

De productielijn is aangekocht door Beheer BV en wordt door haar verhuurd aan [M] B.V. (hierna: [M] ). De productielijn staat in een bedrijfspand aan de [a-straat] 7 te [N] (hierna: het bedrijfspand). Het onderhoud wordt gepleegd door [M] . De verzekeringspremie wordt betaald door Beheer BV en verhaald op [M] . Door of namens Beheer BV worden geen feitelijke werkzaamheden met betrekking tot de productielijn verricht.

2.4.

Het bedrijfspand wordt door [M] gehuurd van de [P] (hierna: de maatschap). Belanghebbende en zijn zus hebben voor de aankoop van de economische eigendom van het bedrijfspand op [datum 3] 2007 € 2.244.752 geleend van Beheer BV.

2.5.

Tot 22 juli 2009 bezat Beheer BV de (gecertificeerde) preferente aandelen in [M] . De gewone aandelen waren in handen van de erven van [G] , [Q] N.V., [R] B.V. en [S] B.V. Belanghebbende bezit alle aandelen in [R] B.V. en zijn zus bezit alle aandelen in [Q] N.V.

2.6.

Op 22 juli 2009 heeft Beheer BV de aandelen [M] verkocht aan [T] B.V. voor een bedrag van € 4.921.000. Daarnaast heeft Beheer BV haar vordering op [M] Quality Pastries B.V., een dochtermaatschappij van [M] , aan [T] B.V. verkocht voor € 904.000. De aandelen in [T] B.V. worden gehouden door [S] B.V. en [L] B.V. De aandelen in [L] B.V. en [S] B.V. zijn in handen van derden. Van de totale verkoopsom van € 5.825.000 is € 2.825.000 door [T] B.V. voldaan. De huur door [M] van de productielijn van Beheer BV en de huur door [M] van het bedrijfspand van de maatschap zijn onder dezelfde voorwaarden voortgezet.

2.7.

Op 26 augustus 2009 is tussen Beheer BV en [L] B.V. een (leen)overeenkomst gesloten waarin is vastgelegd dat het schuldig gebleven deel van de koopsom, € 3.000.000, door [L] B.V. wordt overgenomen van [T] B.V. en wordt omgezet in een leenovereenkomst. De overeengekomen rente is niet winstafhankelijk. Als zekerheid hebben [S] B.V. en [L] B.V. elk een pandrecht aan Beheer BV gegeven op 9000 aandelen [T] B.V. Daarnaast heeft [L] B.V. een vermogensinstandhoudingsverklaring ondertekend, inhoudende dat het eigen vermogen van [L] B.V. gedurende de looptijd van de geldlening ten minste € 8.120.000 bedraagt.

2.8.

Beheer BV is vanwege een juridische splitsing met twee verkrijgende vennootschappen op 30 augustus 2011 opgehouden te bestaan. Belanghebbende is enig aandeelhouder in de ene verkrijgende vennootschap en zijn zus in de andere.

2.9.

Omdat de aangifte successierecht niet tijdig was ingediend, heeft de Inspecteur met dagtekening 7 augustus 2012 ambtshalve een aanslag opgelegd naar een verkrijging van € 6.134.114. In bezwaar heeft belanghebbende alsnog een aangifte ingediend en daarin verzocht om toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: BOR) als bedoeld in hoofdstuk IIIA van de Successiewet 1956 (hierna: SW). In één geschrift met dagtekening 17 maart 2015 vervat is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en is de aanslag verminderd. Bij deze vermindering is de BOR niet toegepast.

2.10.

Bij brief met eveneens dagtekening 17 maart 2015 en met onderwerp ‘Rectificatie ontvankelijkheid bezwaarschrift’ heeft de Inspecteur aan belanghebbende gemeld dat gebleken is dat bij de uitspraak op bezwaar ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard en dat hij het bezwaar alsnog ontvankelijk verklaart.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is de hoogte van de onderwerpelijke aanslag in het recht van successie. In het bijzonder is in geschil of belanghebbende met betrekking tot de verkrijging van de aandelen in Beheer BV recht heeft op de toepassing van de BOR.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat hij recht heeft op toepassing van de BOR. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, alsmede tot verlaging van de aanslag waarbij de BOR op de gehele - dan wel een gedeelte daarvan – waarde van de aandelen in Beheer BV wordt toegepast. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing