Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-11-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4842, 16/03524 t/m/ 16/03529

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-11-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4842, 16/03524 t/m/ 16/03529

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 november 2017
Datum publicatie
8 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4842
Formele relaties
Zaaknummer
16/03524 t/m/ 16/03529

Inhoudsindicatie

De navorderingsaanslagen zijn terecht met omkering van de bewijslast opgelegd. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat de navorderingsaanslagen te hoog zijn vastgesteld. De schatting van de Inspecteur van de inkomsten acht het Hof redelijk. Ook de boeten zijn terecht en tot juiste bedragen opgelegd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/3524 t/m/ 16/03529

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidentele hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van

15 juni 2016, nummers 15/1558 tot en met 15/1563, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur

betreffende na te noemen navorderingsaanslagen, beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 20 april 2013 over de jaren 2008 tot en met 2010 navorderingaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd en gelijktijdig daarbij bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht. Met dagtekening 27 april 2013 zijn aan hem over de hiervoor genoemde jaren navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en gelijktijdig daarbij bij beschikkingen vergrijpboetes opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht. De hiervoor genoemde navorderingsaanslagen zijn opgelegd met de volgende aanslagnummers en tot de volgende bedragen:

Zaak-nummer

Jaar

Aanslagnummer

Belastbaar inkomen

uit werk en woning

Maximum

bijdrage-

inkomen

Vergrijpboete

Heffingsrente

15/1558

2008

[aanslagnummer] H.87

€ 158.574

€ 35.082

€ 10.314

15/1559

2008

[aanslagnummer] W.87

€ 31.231

€ 233

15/1560

2009

[aanslagnummer] H.97

€ 143.450

€ 30.873

€ 6.143

15/1561

2009

[aanslagnummer] W.97

€ 32.369

€ 153

15/1562

2010

[aanslagnummer] H.07

€ 106.198

€ 21.101

€ 2.590

15/1563

2010

[aanslagnummer] W.07

€ 33.189

€ 99

1.2.

De Inspecteur heeft de tegen de navorderingsaanslagen en beschikkingen gerichte bezwaren van belanghebbende bij uitspraken op bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft de beroepen voor zover betrekking hebbende op de boetebeschikkingen, gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de boetebeschikkingen vernietigd, de boeten verminderd tot respectievelijk € 21.250 (2008), € 17.000 (2009) en € 9.350 (2010), de beroepen voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.484 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan hem vergoedt.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Rechtbank.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 28 september 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de heer [A] , advocaat te [plaats 2] , als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld van mevrouw [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] en [D] .

1.7.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft samen met mevrouw [E] (hierna: [E] ) vier kinderen. Hij was in de onderhavige jaren (tot 14 juli 2008 samen met [E] ) huurder van het pand aan [adres 1] 7 te [plaats 3] (hierna: de woning). De gasmeter van de woning stond op naam van [F] , omdat belanghebbende de gasmeter niet op zijn naam kon krijgen vanwege schulden bij het gasbedrijf (zie bijlage 7.3.7 bij het verweerschrift in eerste aanleg). [E] en de kinderen stonden vanaf 14 juli 2008 ingeschreven op het adres [adres 2] 23 te [plaats 1] .

2.2.

Mevrouw [G] (hierna: [G] ) woonde vanaf september 2008 in de woning, maar stond ingeschreven op een ander adres.

2.3.

Belanghebbende heeft over de jaren 2008 tot en met 2010 aangiften IB/PVV ingediend naar het belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 11.802, € 15.738 en

€ 16.531, met als enige bron van inkomen zijn Wajong-uitkering. De definitieve aanslagen IB/PVV over die jaren zijn met dagtekening 7 oktober 2009 (2008), 10 november 2010 (2009) en 22 juli 2011 (2010) conform de ingediende aangiften IB/PVV opgelegd.

2.4.

Naar belanghebbende is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld wegens verdenking van mensenhandel en witwassen. Informatie uit het strafrechtelijk onderzoek, zijnde delen van processen-verbaal, is door het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) aan de Inspecteur ter beschikking gesteld.

2.5.

Op 18 april 2009 heeft [G] aangifte gedaan bij de politie terzake van mensenhandel/gedwongen prostitutie, gepleegd door belanghebbende. Haar verklaring werd op 23 april 2009 opgenomen. Op 13 oktober 2010 is een opsporingsonderzoek gestart met de naam “Napolitaner”. Het onderzoek was gericht op het ronselen, bedreigen, verkrachten en gedwongen prostitueren en uitbuiten van [G] door belanghebbende.

2.6.

Belanghebbende is op 19 juni 2013 door de Rechtbank Oost-Brabant veroordeeld ter zake van kortgezegd mensenhandel en opzetheling tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar en tot betaling van een schadevergoeding aan [G] van € 109.460 (bestaande uit € 5.000 immateriële schadevergoeding en € 104.460 materiële schadevergoeding). Op 21 februari 2017 heeft de strafkamer van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch het vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant vernietigd, belanghebbende vrijgesproken van mensenhandel en opzetheling, en hem veroordeeld ter zake van schuldheling tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken. [G] is als benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.

2.7.

Op 9 december 2010 heeft, na een anonieme tip, een doorzoeking in de woning plaatsgevonden. Op de eerste verdieping van de woning werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 311 hennepplanten van circa 1 week oud. Op de tweede verdieping (zolder) werd ook een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 365 hennepplanten van circa 3 weken oud. Op 21 december 2010 is door Enexis B.V. te [plaats 4] aangifte gedaan van diefstal van stroom.

2.8.

De regiopolitie Brabant is vervolgens een strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende gestart wegens verdenking van overtreding van de Opiumwet. Ook deze stukken heeft het OM aan de Inspecteur verstrekt. Ter zake van overtreding van de Opiumwet is belanghebbende niet strafrechtelijk vervolgd.

2.9.

Tot de door de Inspecteur van het OM ontvangen stukken behoort het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel m.b.t. kasopstelling” (hierna: het Rapport WVV). Naar aanleiding daarvan is namens de Inspecteur op 25 maart 2013 bij belanghebbende een onderzoek ingesteld, waarbij de mogelijkheid is onderzocht tot het opleggen van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2008 tot en met 2010 inzake inkomsten uit vrouwenhandel (prostitutie) en verdovende middelen. Onderzocht is of deze inkomsten konden worden belast op grond van artikel 3.90 van de Wet IB 2001. Van dat onderzoek is op 27 maart 2013 een rapport opgemaakt.

2.10.

Bij het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen IB/PVV is uitgegaan van een geschat resultaat uit overige werkzaamheden en zijn de volgende correcties toegepast:

2008

Correcties

Persoonsgebonden aftrek

€ 1.656

Resultaat uit overige werkzaamheden

Inkomsten uit mensenhandel

€ 104.460

Inkomsten uit hennepteelt

€ 40.656

€ 145.116

Totale correctie

€ 146.772

2009

Persoonsgebonden aftrek

€ 872

Resultaat uit overige werkzaamheden

Inkomsten uit mensenhandel

€ 25.200

Inkomsten uit hennepteelt

€ 101.640

€ 126.840

Totale correctie

€ 127.712

2010

Persoonsgebonden aftrek

€ 549

Resultaat uit overige werkzaamheden

Inkomsten uit mensenhandel

€ 0

Inkomsten uit hennepteelt

€ 89.118

€ 89.118

Totale correctie

€ 89.667

Bij het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen Zvw is uitgegaan van de hiervoor genoemde geschatte resultaten uit overige werkzaamheden over de jaren 2008 tot en met 2010 en is het inkomen uit werk en woning verhoogd conform de berekening in het rapport van 27 maart 2013.

2.11.

Uit het strafdossier, pagina 487, volgt dat belanghebbende op 12 januari 2011 telefonisch aan de politie vertelde dat hij geen lieverdje is, maar geen loverboy, dat hij zich meer bezighoudt met diefstallen, ladingdiefstallen; dat hij een ladingdief is.

Uit het strafdossier, pagina 488, volgt dat getuigen verklaren dat belanghebbende geen loverboy is, maar dat zij er niet van staan kijken als hij wordt beschuldigd van ladingdiefstallen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Zijn de onderhavige navorderingsaanslagen terecht met omkering en verzwaring van de bewijslast opgelegd?

  2. Zo ja, heeft belanghebbende aangetoond dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn, dan wel dat de navorderingsaanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd?

  3. Is de Inspecteur uitgegaan van een redelijke schatting?

  4. Zijn de boeten terecht en tot juiste bedragen opgelegd?

  5. Heeft de Rechtbank de proceskostenvergoeding tot een juist bedrag berekend?

Meer in het bijzonder spitst het geschil zich toe op de vraag of de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen in stand kunnen blijven, nu belanghebbende strafrechtelijk is vrijgesproken van mensenhandel. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de strafrechtelijke vrijspraak geen gevolgen heeft voor de fiscale zaak en voorts dat de Rechtbank met betrekking tot de proceskostenvergoeding ten onrechte aan belanghebbende één procespunt heeft toegekend voor het verschijnen van belanghebbendes gemachtigde ter zitting van de Rechtbank, terwijl de gemachtigde daar niet is verschenen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vernietiging van de navorderingsaanslagen, beschikkingen heffingsrente en van de boetebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep van belanghebbende en tot gegrondverklaring van het incidentele hoger beroep van de Inspecteur, de vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank met betrekking tot de beslissing inzake de tegemoetkoming in de proceskosten en bevestiging van de uitspraak voor het overige.

4 Gronden

5 Beslissing