Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3657, BRE - 15 _ 1558 t _ m 15 _ 1563
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3657, BRE - 15 _ 1558 t _ m 15 _ 1563
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 juni 2016
- Datum publicatie
- 15 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:3657
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:4842, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BRE - 15 _ 1558 t _ m 15 _ 1563
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw over de jaren 2008 t/m 2010 met boeten van 50%. Artikel 27e van de AWR. Belanghebbende is strafrechtelijk veroordeeld voor mensenhandel slachtoffer C, en het voorhanden hebben van een gestolen scooter. Belanghebbende is ook veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan C. Belanghebbende is niet strafrechtelijk vervolgd ter zake van overtreding van de Opiumwet. De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende in de onderhavige jaren uitgaven heeft gedaan die niet uit de in de aangiften IB/PVV verantwoorde inkomsten kunnen zijn betaald en dat hij zich daarvan bewust moet zijn geweest. Belanghebbende heeft onjuiste aangiften gedaan wat leidt tot omkering van de bewijslast. De rechtbank acht ook aannemelijk dat hij betrokken was bij de hennepteelt in de woning waar C woonde. Voorts acht de rechtbank de schattingen van de nagevorderde inkomens redelijk. De boeten worden vanwege de omkering van de bewijslast en “undue delay” gematigd.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/1558 tot en met 15/1563
uitspraak van 15 juni 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 20 april 2013 over de jaren 2008 tot en met 2010 navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd en gelijktijdig daarbij bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht. Daarnaast heeft de inspecteur aan belanghebbende met dagtekening 27 april 2013 over de hiervoor genoemde jaren navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en gelijktijdig daarbij bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht en vergrijpboetes opgelegd. De hiervoor genoemde navorderingsaanslagen zijn opgelegd tot de volgende bedragen:
Zaak-nummer |
Jaar |
Aanslagnummer |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Maximum bijdrage- inkomen |
Vergrijpboete |
Heffingsrente |
15/1558 |
2008 |
[aanslagnummer].H.87 |
€ 158.574 |
€ 35.082 |
€ 10.314 |
|
15/1559 |
2008 |
[aanslagnummer].W.87 |
€ 31.231 |
€ 233 |
||
15/1560 |
2009 |
[aanslagnummer].H.97 |
€ 143.450 |
€ 30.873 |
€ 6.143 |
|
15/1561 |
2009 |
[aanslagnummer].W.97 |
€ 32.369 |
€ 153 |
||
15/1562 |
2010 |
[aanslagnummer].H.07 |
€ 106.198 |
€ 21.101 |
€ 2.590 |
|
15/1563 |
2010 |
[aanslagnummer].W.07 |
€ 33.189 |
€ 99 |
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende bij uitspraken op bezwaar van 6 februari 2015 afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 19 maart 2015, ontvangen bij de rechtbank op 20 maart 2015, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Utrecht, heeft vóór de zitting per fax aangegeven dat hij niet ter zitting zal verschijnen. Deze fax is met dagtekening 19 april 2016 in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2016 te Breda. Aldaar zijn gelijktijdig behandeld de zaken die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de zaaknummers BRE 15/1558 tot en met 15/1563. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [verweerder]. Namens belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen. De in 1.5 genoemde fax is ook ter zitting in afschrift verstrekt aan de inspecteur. Ter zitting heeft de inspecteur een pleitnota overgelegd, waarvan een afschrift aan de rechtbank is verstrekt. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces‑verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Tevens wordt de pleitnota aan deze uitspraak gehecht.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Bij brief van 1 juni 2016 is aan partijen medegedeeld dat het niet mogelijk is gebleken om binnen deze termijn schriftelijk uitspraak te doen en dat de rechtbank besloten heeft om de termijn met twee weken te verlengen.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende heeft samen met [A] (hierna: [A]) vier kinderen, waarvan de jongste is geboren op [datum] 2010. Hij was in de onderhavige jaren, tot [datum] 2008 samen met [A], huurder van het pand aan [adres 1] te [plaats A] (hierna: de woning). De gasmeter van de woning stond op naam van [B]. [A] en de kinderen stonden vanaf [datum] 2008 ingeschreven op het adres [adres 2] te [woonplaats].
[C] (hierna: [C]) woonde vanaf september 2008 in de woning, maar stond ingeschreven op een ander adres.
Belanghebbende heeft over de jaren 2008 tot en met 2010 aangiften IB/PVV ingediend naar het belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 11.802, € 15.738 en € 16.531. De aanslagen IB/PVV over die jaren (H.86, H.96 en H.06) zijn met dagtekening 7 oktober 2009, 10 november 2010 en 22 juli 2011 conform de ingediende aangiften IB/PVV opgelegd.
Naar belanghebbende is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld wegens verdenking van mensenhandel en witwassen. Informatie uit het strafrechtelijk onderzoek, zijnde delen van proces-verbalen, is door het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) aan de inspecteur ter beschikking gesteld.
Op 18 april 2009 heeft [C] aangifte gedaan bij de politie terzake van mensenhandel/gedwongen prostitutie, gepleegd door belanghebbende. Haar verklaring werd op 23 april 2009 opgenomen. Op 13 oktober 2010 is een opsporingsonderzoek gestart met de naam “[onderzoek]”. Het onderzoek was gericht op het ronselen, bedreigen, verkrachten en gedwongen prostitueren en uitbuiten van [C] door belanghebbende.
Belanghebbende is op 19 juni 2013 door de rechtbank Oost-Brabant veroordeeld ter zake van kortgezegd mensenhandel en het voorhanden hebben van een van diefstal afkomstige scooter. Belanghebbende is daarbij veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar en tot betaling van een schadevergoeding aan [C] van € 109.460 (bestaande uit € 5.000 immateriële schadevergoeding en € 104.460 materiële schadevergoeding).
Op 9 december 2010, na een anonieme tip, heeft een doorzoeking in de woning plaatsgevonden. Op de eerste verdieping van de woning werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, met 311 hennepplanten van circa 1 week oud. Op de tweede verdieping (zolder) werd ook een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 365 hennepplanten van circa 3 weken oud. Op 21 december 2010 is door Enexis B.V. te Rosmalen aangifte gedaan van diefstal van stroom.
De regiopolitie Brabant is vervolgens een strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende gestart wegens verdenking van overtreding van de Opiumwet. Ook deze stukken heeft het OM aan de inspecteur verstrekt. Ter zake van overtreding van de Opiumwet is belanghebbende niet strafrechtelijk vervolgd.
Tot de door de inspecteur van het OM ontvangen stukken behoorde een rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel m.b.t. kasopstelling”. Naar aanleiding daarvan is namens de inspecteur op 25 maart 2013 bij belanghebbende een onderzoek ingesteld. Onderzocht is de mogelijkheid tot het opleggen van aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2008 tot en met 2010 inzake inkomsten uit vrouwenhandel (prostitutie) en verdovende middelen. Tevens is onderzocht of deze inkomsten konden worden belast op grond van artikel 3.90 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001. Van dat onderzoek is op 27 maart 2013 een rapport opgemaakt.
Bij het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen IB/PVV is uitgegaan van een geschat resultaat uit overige werkzaamheden en zijn de volgende correcties toegepast:
2008 |
Correcties |
||
Persoonsgebonden aftrek |
€ 1.656 |
||
Resultaat uit overige werkzaamheden |
Inkomsten uit mensenhandel |
€ 104.460 |
|
Inkomsten uit hennepteelt |
€ 40.656 |
€ 145.116 |
|
Totale correctie |
€ 146.772 |
||
2009 |
|||
Persoonsgebonden aftrek |
€ 872 |
||
Resultaat uit overige werkzaamheden |
Inkomsten uit mensenhandel |
€ 25.200 |
|
Inkomsten uit hennepteelt |
€ 101.640 |
€ 126.840 |
|
Totale correctie |
€ 127.712 |
||
2010 |
|||
Persoonsgebonden aftrek |
€ 549 |
||
Resultaat uit overige werkzaamheden |
Inkomsten uit mensenhandel |
€ 0 |
|
Inkomsten uit hennepteelt |
€ 89.118 |
€ 89.118 |
|
Totale correctie |
€ 89.667 |
Bij het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen Zvw is uitgegaan van de hiervoor genoemde geschatte resultaten uit overige werkzaamheden over de jaren 2008 tot en met 2010.
Bij de onderhavige navorderingsaanslagen is het inkomen uit werk en woning verhoogd conform de berekening in het rapport.
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
-
Heeft belanghebbende in de onderhavige jaren meer inkomsten gehad dan hij heeft aangegeven?
-
Zijn de onderhavige navorderingsaanslagen terecht met omkering van bewijslast opgelegd?
-
Zo ja, heeft belanghebbende aangetoond dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn, dan wel dat de navorderingsaanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd?
-
Is de inspecteur uitgegaan van een redelijke schatting?
-
Zijn de boeten terecht en tot juiste bedragen opgelegd?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het ter zitting verhandelde.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen en van de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.