Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-11-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4851, 16/00153

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-11-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4851, 16/00153

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 november 2017
Datum publicatie
17 november 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4851
Formele relaties
Zaaknummer
16/00153

Inhoudsindicatie

Toeristenbelasting. Exploitatie minicamping door BV waarvan belanghebbende bestuurder is. Belanghebbende verricht werkzaamheden voor BV waarvoor zij vergoeding ontvangt. Het Hof beslist dat BV de belastingplichtige is voor de toeristenbelasting. Er is geen sprake van een schijnhandeling en geen sprake van fraus legis. Ter zake van de vakantiewoningen maakt belanghebbende niet aannemelijk dat deze door de BV worden geëxploiteerd: belanghebbende is belastingplichtige. Geen schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige BelastingkamerKenmerk: 16/00153

Uitspraak op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen- Duiveland

hierna: de Heffingsambtenaar,

en het voorwaardelijk incidentele hoger beroep van

mevrouw [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 16 februari 2016, nummer BRE 15/1175, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar,

betreffende de na te melden aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 met dagtekening 30 augustus 2014 en onder aanslagnummer [aanslagnummer] , ambtshalve een aanslag in de toeristenbelasting opgelegd naar een bedrag van € 6.600, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar van 10 oktober 2014 is gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de aanslag vernietigd, het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.484 en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof heeft dit incidenteel hoger beroep op de voet van artikel 8:112 van de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt als een voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, nu belanghebbende door de Rechtbank in beroep geheel in het gelijk is gesteld. De Heffingsambtenaar heeft het voorwaardelijk incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 23 februari 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, de heer [A] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] , advocaat bij [C] , bijgestaan door de heer [D] en de heer [E] .

1.7.

De Heffingsambtenaar heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van een perceel aan de [a-straat] 1 te Veere , waarop met vakantiewoningen en een minicamping gelegenheid tot verblijf wordt gegeven aan toeristen.

2.2.

De inkomsten uit het geven van gelegenheid tot verblijf – waaronder de in rekening gebrachte toeristenbelasting – worden door de recreanten op de bankrekening van belanghebbende betaald.

2.3.

De Heffingsambtenaar heeft voor het geven van gelegenheid tot verblijf een aangifte toeristenbelasting 2013 gestuurd aan belanghebbende en aan [F] B.V. (hierna: de BV). Belanghebbende is bestuurder bij de BV. Belanghebbend is geen (in)direct aandeelhouder van deze vennootschap.

2.4.

Belanghebbende heeft de aangifte, na een herinnering, op 5 maart 2014 teruggestuurd en daarin het volgende vermeld:

“De minicamping is nooit door aangever aan toeristen verhuurd. De vakantiewoningen al sinds 1 januari 2011 niet meer. Met ingang van die datum worden alle objecten door aangever verhuurd aan [F] BV (uitgezonder[Hof: d] het object [a-straat] 1A te Veere , dat ter beschikking staat aan de heer [A] ). Nadrukkelijk wordt verzocht om aan aangever in de toekomst geen aangifteformulieren voor de toeristenbelasting meer toe te zenden.”

2.5.

De BV heeft de aangifte, na een herinnering, op 5 maart 2014 teruggestuurd en daarin het volgende vermeld:

“Zoals telefonisch besproken met de heer [E] wordt op deze aangifte geen verschuldigde toeristenbelasting aangegeven, daar in de inschrijving in het handelsregister aangever betreffende, geen melding wordt gemaakt van de activiteiten “exploitatie minicamping” en “exploitatie vakantiewoningen”. Burgemeester en wethouders van de Gemeente Veere stellen zich op het standpunt dat daarom aangever niet als exploitant daarvan kan worden aangemerkt, welk standpunt wordt onderschreven door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant en door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aangever ziet dan ook niet in waarom zij toeristenbelasting verschuldigd is, althans kan het kennelijk als een pleitbaar standpunt worden beschouwd dat zij niet de exploitante is van de minicamping en van de vakantiewoningen. Mocht u van mening zijn dat aangever wél toeristenbelasting verschuldigd is, bijvoorbeeld omdat u – naar u suggereerde – aangever aanmerkt als de daadwerkelijke (feitelijke exploitante van de minicamping en van de vakantiewoningen, dan wordt u verzocht om omgaand gemotiveerd aan te geven waarop u dat standpunt baseert (bijvoorbeeld op het feit dat destijds de kampeerontheffing t.b.v. de uitbreiding van de minicamping door aangever is aangevraagd) en zal aangever dan uiteraard alsnog een opgaaf doen van de dan door haar verschuldigde toeristenbelasting.”

2.6.

Bij brief van 2 april 2014 heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende verzocht om de huurovereenkomst over te leggen, waaruit blijkt dat belanghebbende de desbetreffende vakantiewoningen en de minicamping aan de BV verhuurt. Voorts heeft de Heffingsambtenaar verzocht om een bankoverzicht te verstrekken waaruit het banknummer en de naam van degene ten gunste van wie de toeristenbelasting wordt betaald, blijken. Aan deze verzoeken heeft belanghebbende niet voldaan, omdat deze, althans de huurovereenkomst, reeds ter beschikking zouden staan van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veere .

In beroep heeft belanghebbende alsnog de huurovereenkomst, ondertekend op 25 maart 2011, overgelegd. In de overeenkomst is het volgende vermeld:

“Ondergetekenden;

Mevrouw [belanghebbende]

(…), hierna te noemen: “partij 1”;

en

[G] CV,

(…) hierna te noemen: “partij 2”,

en

“ [F] BV,

(…), hierna te noemen: “partij 3”

en

[H] BV,

(…) hierna te noemen: “partij 4”

en

De heer [A] ,

(…) hierna te noemen: “partij 5”

Overwegende:

(…)

dat partijen 1 en 3 aan partijen 2 en 4 hebben verzocht om er mee in te stemmen dat met ingang van het kampeerseizoen [Hof: 2011] partij 3 als exploitante van de minicamping zal gaan fungeren waartoe de op 1 december 2009 tussen partijen 1, 2 en 4 gesloten en nadien verlengde overeenkomst zou dienen te worden beëindigd;”

Blijkens de Verordening toeristenbelasting 2013 van de gemeente Veere van 13 december 2012 (hierna: de Verordening) loopt het kampeerseizoen voor het jaar 2013 van 15 maart tot en met 31 oktober 2013.

2.7.

De Heffingsambtenaar heeft de aanslag toeristenbelasting 2013 ambtshalve aan belanghebbende opgelegd. De aanslag ziet voor een bedrag van € 2.750 op de vakantiewoningen en voor een bedrag van € 3.850 op de minicamping.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft in hoger beroep het antwoord op de volgende vragen:

1. Is belanghebbende belastingplichtig voor de toeristenbelasting?

2. Is de Verordening onverbindend omdat de in de Verordening opgenomen heffingsmaatstaf in strijd is met het evenredigheidsprincipe en met het gelijkheidsbeginsel?

Belanghebbende is van mening dat vraag 1 ontkennend en vraag 2 bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep. De Heffingsambtenaar concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar ingestelde beroep.

4 Gronden

5 Beslissing