Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:577, 15/01201 t/m 15/01204
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:577, 15/01201 t/m 15/01204
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 17 februari 2017
- Datum publicatie
- 26 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:577
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1154
- Zaaknummer
- 15/01201 t/m 15/01204
Inhoudsindicatie
Het Hof komt tot het oordeel dat belanghebbende tegen de over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 aan haar opgelegde naheffingsaanslagen en gegeven beschikkingen tijdig bezwaar heeft ingesteld.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01201 t/m 15/01204
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 4 september 2015, nummer AWB 14/5918 t/m 14/5921, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te noemen naheffingsaanslagen loonheffing, beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen loonheffing (hierna: de naheffingsaanslagen), beschikkingen inzake heffingsrente en boetebeschikkingen (hierna ook: de naheffingsaanslagen en beschikkingen) opgelegd respectievelijk gegeven:
Aanslagnummer |
Tijdvak |
Dagtekening |
Bedrag aan belasting |
Rente |
Vergrijp- boete |
[aanslagnummer 1] |
01-01-2009 t/m 31-12-2009 |
14-06-2013 |
€ 10.004 |
€ 903 |
€ 2.501 |
[aanslagnummer 2] |
01-01-2010 t/m 31-12-2010 |
14-06-2013 |
€ 11.016 |
€ 719 |
€ 3.580 |
[aanslagnummer 3] |
01-01-2011 t/m 31-12-2011 |
27-05-2013 |
€ 11.016 |
€ 407 |
€ 4.406 |
[aanslagnummer 4] |
01-01-2012 t/m 31-08-2012 |
27-05-2013 |
€ 14.688 |
- |
€ 2.937 |
Belanghebbende heeft tegen de voornoemde naheffingsaanslagen en beschikkingen bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar met dagtekening 14 april 2014 heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag en gegeven beschikkingen niet-ontvankelijk verklaard. Bij afzonderlijke, maar op dezelfde dag gedagtekende, in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur ook het bezwaar tegen de overige naheffingsaanslagen en beschikkingen niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is van de onder 1.2 genoemde uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep met nummer AWB 14/5918 heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.
De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van het hoger beroep met kenmerk 15/01201 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 497.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 24 november 2016 te ‘s-Hertogenbosch. De meervoudige Belastingkamer van het Hof bestond tijdens het onderzoek ter zitting uit mrs. P.C. van der Vegt, voorzitter, A.J. Kromhout en H.J. Cosijn. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord als gemachtigde van belanghebbende de heer [A] , verbonden aan [B] B.V. gevestigd te [C] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [D] en [E] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Wegens het defungeren van mr. H.J. Cosijn heeft het Hof het onderzoek heropend en is aan de behandelende meervoudige Belastingkamer toegevoegd mr. M. Harthoorn. Partijen hebben desgevraagd meegedeeld geen behoefte te hebben aan een nieuwe zitting. Het Hof heeft daarop het onderzoek wederom gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Op 30 augustus 2012 is door de Belastingdienst een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd in het kader van de door belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 augustus 2012 ingediende aangiften loonheffingen. Lopende het onderzoek heeft de Belastingdienst besloten om het onderzoek uit te breiden naar het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009. Ter zake van het desbetreffende boekenonderzoek is op 26 november 2012 een rapport uitgebracht.
Naar aanleiding van de bevindingen uit voornoemd boekenonderzoek zijn de onder 1.1 vermelde naheffingsaanslagen en beschikkingen aan belanghebbende opgelegd, onderscheidenlijk gegeven. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslagen en beschikkingen aan belanghebbende opgelegd, onderscheidenlijk gegeven, omdat, naar het oordeel van de Inspecteur, belanghebbende een op haar naam staande [auto] ook voor privédoeleinden aan haar directeur-grootaandeelhouder, de heer [F] , ter beschikking heeft gesteld.
De over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 opgelegde naheffingsaanslagen zijn gedagtekend op 14 juni 2013 en de over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 augustus 2012 opgelegde naheffingsaanslagen zijn gedagtekend op 27 mei 2013.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de beschikkingen.
Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 14 april 2014 heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag en gegeven beschikkingen niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de in artikel 6:7 juncto artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) opgenomen bezwaartermijn (hierna: bezwaartermijn).
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, eveneens, met dagtekening 14 april 2014 heeft de Inspecteur de bezwaren tegen de over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 augustus 2012 aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen en gegeven beschikkingen niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht de onder 2.4 opgenomen bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend beantwoord moet worden. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Tijdens de zitting die heeft plaatsgehad op 24 november 2016 te ‘s-Hertogenbosch, heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat hij in het geval het Hof tot het oordeel zou komen dat de Inspecteur de onder 2.4 opgenomen bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, ter verkrijging van inhoudelijke uitspraken op bezwaar, terugwijzing van de onderhavige zaken naar de Inspecteur wenst. Voorts heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat de partner van de directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende op 10 juli 2013 fysiek een pro forma bezwaarschrift, gedagtekend 9 juli 2013, ter zake van de over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2012 aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen bij de receptie van de Belastingdienst kantoor [G] heeft bezorgd. Voorts heeft hij verklaard dat hij pas na de zitting die op 21 augustus 2015 heeft plaatsgevonden bij de Rechtbank en het hierop volgende telefonische contact met de partner van de directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende, bekend is geworden met het bestaan van betreffende bezwaarschrift. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de werkwijze bij persoonlijke aflevering van een bezwaarschrift door of namens belanghebbende bij de receptie van de Belastingdienst afhankelijk is van het aantal afdrukken van het bezwaarschrift dat bij de Belastingdienst aangeleverd wordt. Indien door of namens belanghebbende twee afdrukken van het bezwaarschrift bij de receptie worden afgegeven, worden beide documenten gestempeld. Eén gestempeld bezwaarschrift blijft achter bij de Belastingdienst en één gestempeld bezwaarschrift wordt teruggegeven aan diegene die de bezwaarschriften bij de receptie heeft afgegeven. Bij afgifte van één afdruk van een bezwaarschrift wordt betreffende bezwaarschrift gestempeld en ontvangt de persoon die het bezwaarschrift bij de receptie heeft afgeleverd een fotokopie van het gestempelde bezwaarschrift. Desgevraagd heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat hij niet beschikt over het originele bezwaarschrift waarop de originele ontvangststempel van de Belastingdienst, die de datum 10 juli 2013 vermeldt, is afgedrukt. De gemachtigde van belanghebbende heeft verklaard slechts te beschikken over een fotokopie van dit originele bezwaarschrift.
De Inspecteur heeft hierop verklaard dat hij belang hecht aan controle van de originele ontvangststempel van de Belastingdienst, omdat in een zaak van een andere belastingplichtige het redelijke vermoeden is gerezen dat een ontvangststempel van de Belastingdienst kantoor [G] is vervalst. Dit redelijke vermoeden heeft in de desbetreffende zaak ook geleid tot een strafrechtelijke procedure.
Voorts heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat de partner van de directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende op haar computer gezocht heeft naar documenteigenschappen van het bezwaarschrift met dagtekening 9 juli 2013, maar dat zij deze niet heeft kunnen vinden. De gemachtigde van belanghebbende heeft verklaard dat de reden hiervan vermoedelijk is dat die computer, na het opstellen van dit bezwaarschrift, vervangen is. Desgevraagd heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat hij niet betwist dat, uitgaande van ontvangst op 10 juli 2013 van het bedoelde bezwaarschrift door de Belastingdienst, de bezwaren ter zake van het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 augustus 2012 niet-ontvankelijk zijn. De gemachtigde van belanghebbende heeft verklaard zich ter zake niet op verschoonbare termijnoverschrijding te beroepen.
Voor het overige hebben partijen gepersisteerd bij de standpunten die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze uitspraak ziet op de over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 aan haar opgelegde naheffingsaanslagen en gegeven beschikkingen, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, voor zover deze uitspraken zien op die naheffingsaanslagen en beschikkingen, en tot terugwijzing van het geding ter zake van deze naheffingsaanslagen en beschikkingen naar de Inspecteur ter verdere behandeling en beslissing. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.