Hoge Raad, 23-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1154, 17/01596
Hoge Raad, 23-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1154, 17/01596
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 juni 2017
- Datum publicatie
- 23 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:1154
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2017:577
- Zaaknummer
- 17/01596
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
23 juni 2017
Nr. 17/01596
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] ([A] B.V.) te [Z] tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17 februari 2017, nrs. 15/01201 t/m 15/01204, betreffende de aan [B] B.V. te [Q] opgelegde naheffingsaanslagen loonheffing over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2012, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [B] B.V. te [Q]. Bij aangetekende brief van 4 april 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift verzocht binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een bewijsstuk van de aan hem verstrekte volmacht tot het indienen van het beroepschrift in cassatie over te leggen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld, dat deze daarmee instemt. De indiener van het beroepschrift is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld, en zal de Hoge Raad om die reden het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.
2 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
2 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2017.