Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:67, 15/00430 tot en met 15/00458

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:67, 15/00430 tot en met 15/00458

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 januari 2017
Datum publicatie
23 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:67
Formele relaties
Zaaknummer
15/00430 tot en met 15/00458

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is houder van een bankrekening bij KBL. Het Hof is van oordeel:

 dat het gebruik van de door de Inspecteur verkregen inlichtingen rechtmatig is;

 dat de Inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd;

 dat de Inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld bij het opleggen van de tweede serie navorderingsaanslagen;

 dat de boeten ten terecht zijn vastgesteld;

 dat belanghebbende geen recht heeft op een vergoeding van immateriële schade wegens de lange behandelduur van het hoger beroep; en

 dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00430 tot en met 15/00458

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 januari 2015, nummers AWB 12/7201 tot en met 12/7214 en 12/7216 tot en met 12/7230, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de na te noemen (navorderings)aanslagen en de daarbij opgelegde boeten en in rekening gebrachte heffingsrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 december 2002 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en in de vermogensbelasting (hierna: VB) opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging (hierna ook: boete). Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

(navordering)

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

1990

H08

15/00430

f

9.018

9.018

4.232

VB

1991

K18

15/00449

f

3.696

3.696

1.733

1.2.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 mei 2003 navorderingsaanslagen in de IB/PVV en in de VB opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met boetes. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

(navordering)

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

1991

H18

15/00431

f

13.329

13.328

5.206

IB/PVV

1992

H28

15/00432

f

12.689

12.688

4.201

IB/PVV

1993

H38

15/00433

f

11.560

11.559

3.244

IB/PVV

1994

H48

15/00434

f

9.089

9.089

2.146

VB

1992

K28

15/00450

f

3.622

3.622

1.408

VB

1993

K38

15/00451

f

3.712

3.712

1.225

VB

1994

K48

15/00452

f

3.737

3.737

1.046

VB

1995

K58

15/00453

f

3.651

3.651

861

VB

1996

K68

15/00454

f

4.160

4.160

870

VB

1997

K78

15/00455

f

4.096

4.096

770

1.3.

Aan belanghebbende is met dagtekening 31 mei 2003 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. De aanslag is opgelegd met een boete. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslag en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

2000

H06

15/00440

f

11.104

11.104

1.001

1.4.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 6 juni 2003 navorderingsaanslagen in de IB/PVV en in de VB opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met boetes. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

(navordering)

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

1996

H67

15/00436

f

9.108

9.108

1.857

IB/PVV

1997

H77

15/00437

f

9.386

9.386

1.773

IB/PVV

1998

H87

15/00438

f

9.506

9.506

1.486

IB/PVV

1999

H97

15/00439

f

10.329

10.329

1.305

VB

1998

K87

15/00456

f

4.151

4.151

649

VB

1999

K97

15/00457

f

4.095

4.095

517

VB

2000

K07

15/00458

f

4.578

4.578

412

1.5.

Aan belanghebbende is met dagtekening 17 juni 2003 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd. De navorderingsaanslag is opgelegd met een boete. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslag en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

(navordering)

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

1995

H57

15/00435

f

9.351

9.351

1.976

1.6.

De in 1.1 tot en met 1.5 bedoelde belastingaanslagen en de boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur met dagtekening 23 juli 2004 gehandhaafd.

1.7.

Belanghebbende is van de in 1.6 bedoelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep, bij uitspraak van 10 december 2010 met nummer 04/01606 gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd, de zaak teruggewezen naar de Inspecteur en hem opgedragen om opnieuw uitspraak te doen met inachtneming van deze uitspraak.

1.8.

Belanghebbende heeft tegen de in 1.7 bedoelde uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie, bij arrest van 14 oktober 2011 met nummer 11/00343, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, ongegrond verklaard.

1.9.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 3 december 2004 aanslagen in de IB/PVV opgelegd. De aanslagen zijn opgelegd met een boete. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslagen en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

2001

H16

15/00441

4.421

4.421

414

IB/PVV

2002

K26

15/00442

4.408

4.408

268

1.10.

Aan belanghebbende is met dagtekening 29 december 2006 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. De aanslag is opgelegd met een boete. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslag en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

2003

H36

15/00443

4.421

4.421

546

1.11.

Aan belanghebbende is met dagtekening 20 december 2007 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. De aanslag is opgelegd met een boete. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslag en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

2004

H46

15/00444

4.420

4.420

609

1.12.

Aan belanghebbende is met dagtekening 30 december 2008 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. De aanslag is opgelegd met een boete. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslag en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

2005

H56

15/00445

4.458

4.457

629

1.13.

Aan belanghebbende is met dagtekening 31 december 2009 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. De aanslag is opgelegd met een boete. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslag en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

2006

H66

15/00446

5.028

5.028

790

1.14.

Aan belanghebbende is met dagtekening 17 december 2010 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. De aanslag is opgelegd met een boete. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslag en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

2007

H76

15/00447

5.193

5.152

708

1.15.

Aan belanghebbende is met dagtekening 23 april 2011 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. De aanslag is opgelegd met een boete. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslag en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belasting

Boete

Heffings-

rente

IB/PVV

2008

H86

15/00448

2.716

2.716

253

1.16.

Nadat belanghebbende op 20 juni 2012 is gehoord, heeft de Inspecteur op 30 november 2012 uitspraak op bezwaar gedaan betreffende de belastingaanslagen IB/PVV 1990 tot en met IB/PVV 2008 en VB 1991 tot en met 2000. Het bezwaar is deels gegrond en deels ongegrond. De Inspecteur heeft een kostenvergoeding van € 654 toegekend en het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen.

1.17.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft:

 het beroep gegrond verklaard,

 de uitspraak vernietigd,

 de navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 tot en met IB/PVV 1993 en VB 1991 tot en met VB 1993 en de daarbij behorende beschikkingen heffingsrente en boeten vernietigd; en

 de belastingaanslagen IB/PVV 1994 tot en met IB/PVV 2008 en VB 1994 tot en met VB 1999 en de daarbij behorende beschikkingen heffingsrente en boeten zoals deze bij de ambtshalve verleende verminderingen zijn komen te luiden, gehandhaafd.

1.18.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.19.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.20.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.21.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 20 oktober 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , advocaat te [plaats 2] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] , de heer [C] en de heer [D] . Het hoger beroep van de echtgenote van belanghebbende, mevrouw [echtgenote] , kenmerk 15/00459, is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld.

1.22.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.23.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende, geboren op [geboortedatum] 1947, is gehuwd met [echtgenote] (hierna: de echtgenote).

2.2.

Belanghebbende was voor onderhavige jaren beschreven voor de inkomsten- en vermogensbelasting en heeft aangifte voor die middelen gedaan. In de aangiften zijn geen inkomens- of vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een rekening bij de KREDIETBANK LUXEMBOURG te Luxemburg (hierna: KBL).

2.3.

Bij brief van 27 oktober 2000 heeft de Belgische Bijzondere belastinginspectie (hierna: BBI) spontaan inlichtingen verstrekt die betrekking hebben op afdrukken van microfiches (hierna: de microfiches) van de KBL.

2.4.

Op basis van de gegevens, verstrekt bij de brief van 27 oktober 2000 door de BBI, is een onderzoek ingesteld door de FIOD-ECD en de Belastingdienst, later bekend geworden als het Rekeningenproject.

2.5.

Op de microfiches stonden onder andere de volgende regels:

“JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994 (…)

[nummer 1] TER LDO [belanghebbende] - [echtgenote] OU [E] 109.317,16

(…)

[nummer 2] VUE [belanghebbende] - [echtgenote] OU [E] -16,30”

2.6.

Door [F] is op 25 maart 2010 een proces-verbaal van ambtshandeling opgemaakt betreffende het onderzoek naar de identiteit van de rekeninghouder van de rekening bij de KBL. Uit de match van rekeninghouders komt slechts belanghebbende, gehuwd met de echtgenote, als enige rekeninghouder van de KBL-rekening [rekeningnummer] in aanmerking.

2.7.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 8 januari 2002 verzocht om informatie te verstrekken over in het buitenland aangehouden bankrekeningen.

2.8.

De Inspecteur heeft met dagtekening 15 januari 2002 aan belanghebbende een rappel vragenbrief gezonden.

2.9.

Belanghebbende heeft bij ongedateerde brief geantwoord dat hij zich niet kan herinneren een bankrekening in het buitenland te hebben aangehouden en vraagt om de gegevens waarop de vraag over de buitenlandse bankrekeningen is gebaseerd.

2.10.

De Inspecteur heeft bij brief van 23 januari 2002 nogmaals gerappelleerd.

2.11.

Gemachtigde heeft bij brief van 25 januari 2002 verzocht om een WOB-besluit.

2.12.

Bij brief van 5 april 2002 heeft de Inspecteur belanghebbende onder verwijzing naar artikel 47, lid 1, letter a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) nogmaals verzocht de bij brief van 8 januari 2002 gevraagde informatie te verstrekken. Hierbij heeft de Inspecteur gewezen op de omkering van de bewijslast bij het niet verstrekken van de gevraagde gegevens.

2.13.

De gemachtigde heeft per brief van 8 mei 2002 een klacht ingediend omdat de Inspecteur, in reactie op de brief van de gemachtigde van 25 januari 2002, nog geen WOB-besluit heeft genomen.

2.14.

De Inspecteur heeft bij brief van 13 mei 2012 het WOB-verzoek van belanghebbende afgewezen. Het daartegen ingediende bezwaar is eveneens afgewezen.

2.15.

Bij brief van 25 september 2002 heeft de Inspecteur zijn voornemen met betrekking tot het opleggen van onder meer de belastingaanslagen IB/PVV 1990, 1994, 1997 en 1999 en VB 1991, 1995 en 2000 te kennen gegeven.

2.16.

De gemachtigde heeft op de in 2.15 bedoelde brief gereageerd bij brief van 1 oktober 2002 en heeft nogmaals om informatie verzocht.

2.17.

De Inspecteur heeft bij brief van 28 november 2002 de navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 en VB 1991 met boeten aangekondigd.

2.18.

De gemachtigde heeft op de in 2.17 bedoelde brief bij brief van 11 december 2002 gereageerd.

2.19.

De Inspecteur heeft bij brief van 18 december 2002 aan gemachtigde de boeten behorende bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 en VB 1991 met kennisgevingen als bedoeld in de artikelen 67g en 67k van de AWR aangekondigd. Hiernaast heeft de Inspecteur de gemachtigde in de gelegenheid gesteld de aangiften in te zien.

2.20.

De navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 en VB 1991 met boeten zijn op 31 december 2002 opgelegd (zie 1.1).

2.21.

De gemachtigde heeft namens belanghebbende bij brief van 7 januari 2003 bezwaar ingesteld tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 en VB 1991. Het bezwaar is bij brief van 20 februari 2003 gemotiveerd.

2.22.

De Inspecteur heeft bij brief van 22 april 2003 aangegeven dat de termijn voor het doen van een uitspraak één jaar na ontvangst van het bezwaar is, dat hij voorlopig nog geen uitspraak op bezwaar zal doen in verband met de lopende procedures en dat de uitspraaktermijn met nog één jaar verlengd kan worden.

2.23.

De Inspecteur heeft bij brief van 24 april 2003 de gemachtigde in kennis gesteld van de op te leggen belastingaanslagen IB/PVV 1991 tot en met IB/PVV 2000 en VB 1992 tot en met VB 2000, alle met een bestuurlijke boete.

2.24.

De Inspecteur heeft bij brief van 19 mei 2003 aan de gemachtigde van belanghebbende ex artikel 67g van de AWR mededeling gedaan van de boeten behorende bij de belastingaanslagen IB/PVV 1991 tot en met IB/PVV 2000 en VB 1992 tot en met 2000..

2.25.

De Inspecteur heeft met dagtekeningen 31 mei 2003, 6 juni 2003 en 17 juni 2003 de belastingaanslagen IB/PVV 1991 tot en met IB/PVV 2000 en VB 1992 tot en met VB 2000 met boeten (zie 1.2 tot en met 1.5) opgelegd.

2.26.

De gemachtigde van belanghebbende heeft op 21 mei 2003, 10 juni 2003 en 27 juni 2003 tegen de belastingaanslagen IB/PVV 1991 tot en met IB/PVV 2000 en VB 1992 tot en met VB 2000 en de daarbij behorende boeten tijdig bezwaar gemaakt. In zijn bezwaarschriften heeft de gemachtigde aangegeven niet in te stemmen met het aanhouden van de bezwaarschriften in afwachting van de onherroepelijke uitspraak van, onder andere, de procedure [G] .

2.27.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 13 januari 2004 meegedeeld dat hij op 6 januari 2004 toestemming heeft gekregen van de staatssecretaris van Financiën om de uitspraaktermijn met een jaar te verlengen ex artikel 25, lid 2 van de AWR tot 7 januari 2005.

2.28.

De Inspecteur heeft bij brief van 16 januari 2004 voor alle cliënten van de gemachtigde een aanspreekpunt aangewezen en een informatieset naar de gemachtigde verstuurd.

2.29.

In juni en juli 2004 hebben partijen over en weer schriftelijk en telefonisch contact gehad over de inhoudelijke motivering van de Inspecteur en het eventueel te houden hoorgesprek tussen partijen.

2.30.

De Inspecteur heeft bij brief van 23 juli 2004 in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gedaan betreffende de belastingaanslagen IB/PVV 1990 tot en met 2000 en VB 1991 tot en met 2000 en boeten. De bezwaren zijn ongegrond verklaard.

2.31.

De Inspecteur heeft bij brieven van 16 november 2004 aangekondigd van de aangifte IB/PVV 2001 en IB/PVV 2002 af te wijken en een boete op te leggen.

2.32.

De aanslagen IB/PVV 2001 en IB/PVV 2002 en boeten zijn met dagtekening 3 december 2004 opgelegd (zie 1.9).

2.33.

De gemachtigde heeft namens belanghebbende op 9 december 2004 tegen de aanslagen IB/PVV 2001 en IB/PVV 2002 bezwaar gemaakt.

2.34.

De Inspecteur is ook afgeweken van de aangiften IB/PVV 2003 tot en met IB/PVV 2008 en heeft hiervoor de onder 1.10 tot en met 1.15 vermelde aanslagen opgelegd.

2.35.

De gemachtigde van belanghebbende heeft tegen de aanslagen IB/PVV 2003 tot en met IB/PVV 2008 tijdig bezwaar gemaakt. De bezwaarschriften zijn aangehouden in afwachting van het resultaat van het door belanghebbende ingestelde beroep betreffende de belastingaanslagen IB/PVV 1990 tot en met IB/PVV 2000 en VB 1991 tot en met 2000.

2.36.

Bij uitspraak met nummer 04/01606 van 10 december 2010 (zie 1.7) heeft het Hof het beroep betreffende de belastingaanslagen IB/PVV 1990 tot en met IB/PVV 2000 en VB 1991 tot en met VB 2000 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de zaak teruggewezen naar de Inspecteur en hem opgedragen om opnieuw uitspraak te doen op de bezwaarschriften van belanghebbende met inachtneming van deze uitspraak.

2.37.

Bij arrest met nummer 11/00343 van 14 oktober 2011 (zie 1.8) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond verklaard.

2.38.

De Inspecteur heeft belanghebbende en zijn echtgenote op 20 juni 2012 gehoord.

2.39.

De Inspecteur heeft bij brief van 30 november 2012, gevolgd door verminderingsbeschikkingen met dagtekening 15 december 2012, uitspraak op bezwaar gedaan betreffende de belastingaanslagen IB/PVV 1990 tot en met IB/PVV 2008 en VB 1991 tot en met VB 2000 (zie 1.16).

2.40.

Nadat de Inspecteur in kort geding gegevens over de buitenlandse bankrekening heeft gevorderd, heeft de gemachtigde bij brief van 1 juli 2013 geconstateerd dat belanghebbende en zijn echtgenote rekeninghouder waren bij de KBL. Naar aanleiding van de nadien door belanghebbende overgelegde gegevens heeft de Inspecteur nieuwe berekeningen van de belastingaanslagen gemaakt en de belastingaanslagen ambtshalve verminderd op 11 februari 2014 (IB/PVV 2007), 12 februari 2014 (IB/PVV 2008) en 15 februari 2014. Dit resulteert in het volgende overzicht voor belanghebbende:

IB/PVV 1990 tot en met IB/PVV 2000, in guldens:

Procedure

Jaar

[aanslagnummer]

belastbaar inkomen

belasting

boete

heffingsrente

12/7201

1990

H08

20.000

0

0

0

12/7202

1991

H18

83.275

0

0

0

12/7203

1992

H28

83.275

0

0

0

12/7204

1993

H38

89.884

0

0

0

12/7205

1994

H48

88.869

1.500

1.080

355

12/7206

1995

H57

94.760

1.500

1.080

314

12/7207

1996

H67

97.875

1.575

1.134

320

12/7208

1997

H77

98.626

1.650

1.188

311

12/7209

1998

H87

97.042

1.725

1.242

269

12/7210

1999

H97

101.718

1.802

1.297

227

12/7211

2000

H06

94.796

1.732

1.247

155

IB/PVV 2001 tot en met IB/PVV 2008, in euro’s:

Procedure

Jaar

[aanslagnummer]

b.i. box 1

b.i. box 3

belasting

boete

heffingsrente

12/7212

2001

H16

39.605

9.307

412

295

39

12/7213

2002

H26

43.069

9.301

417

299

25

12/7214

2003

H36

43.980

8.969

448

322

55

12/7215

2004

H46

47.148

5.496

468

336

64

12/7217

2005

H56

32.108

9.386

490

352

69

12/7218

2006

H66

49.033

9.229

494

355

77

12/7219

2007

H76

47.353

7.061

467

335

64

12/7220

2008

H86

56.383

5.222

333

239

31

VB 1991 tot en met VB 2000, in guldens:

Procedure

Jaar

[aanslagnummer]

belastbaar vermogen

belasting

boete

heffingsrente

12/7221

1991

K18

117.000

0

0

0

12/7222

1992

K28

120.000

0

0

0

12/7223

1993

K38

125.000

0

0

0

12/7224

1994

K48

196.000

480

346

134

12/7225

1995

K58

218.000

464

334

109

12/7226

1996

K68

222.000

472

340

99

12/7227

1997

K78

219.000

424

305

79

12/7228

1998

K87

301.000

420

302

65

12/7229

1999

K97

307.000

427

307

53

12/7230

2000

K07

306.000

392

282

35

2.41.

Op 20 juni 2007 heeft de heer [H] als getuige ter zitting van het gerechtshof Amsterdam onder meer het volgende verklaard (zie de bijlage bij het beroepschrift):

Vraagsteller: “3.4. In uw proces-verbaal schrijft u vanaf pagina 4 over uw contacten met buitenlandse collegae. Deze contacten dateren van april, mei 2001 alsmede januari 2002. Zijn deze gesprekken vastgelegd? (…)”.

[H] : “Ik heb daar notities van gemaakt, op basis daarvan heb ik een ambtshandeling gemaakt na afloop van het bezoek. Die notities heb ik niet meer.

Vraagsteller: “3.7. Is het juist dat de BBI (Bijzondere belastinginspectie) fiscaal strafrechtelijke onderzoeken verricht in België (m.a.w. de tegenhanger is van de FIOD in Nederland)?”.

[H] : “Voor zover ik weet wel.”.

Vraagsteller: “3.8. Verschillende Belgische ambtenaren, waaronder de heer [K] , hebben u geattendeerd op een politieman die nauw bij het onderzoek betrokken was, de heer [L] . Waarom heeft u hem nooit gesproken? Zijn er wel pogingen ondernomen hem te spreken?”.

[H] : “Ik had daar geen behoefte aan. Hij was niet meer werkzaam op het kantoor in [plaats 3] waar ik toentertijd ben geweest. Op uw vraag waarom ik daar geen behoefte had, antwoord ik dat de personen met wie wel contact had, mij van voldoende informatie konden voorzien.”.

2.42.

Op 23 mei 2014 heeft de heer [K] als getuige ter zitting van de Rechtbank op vragen van de heer [A] onder meer het volgende verklaard:

[A] : “17. Herinnert u zich dat u, in het kader van KB-Lux op enig moment, met de heer [H] , ambtenaar van de Nederlandse Belastingdienst, hebt gesproken?”.

[K] : “Ja.”.

[A] : “18. Wanneer was dat? Als u geen herinnering aan een datum hebt, kunt u het gesprek met [H] plaatsen in het verloop van het KB-Lux onderzoek tot dan toe? Was er, toen u de heer [H] sprak, al gepubliceerd over de witwas van onrechtmatig verkregen bewijs?”.

[K] : “Dat was in 2001/2002.”.

[A] : “20. Hebt u hem telefonisch gesproken of hebt u hem ook ontmoet?”.

[K] : “Ik zal hem eerst wel telefonisch hebben gesproken en ik heb hem eenmalig ontmoet.”.

[A] : 21. “Wist u, vooraf, waarover hij met u wilde spreken?”.

[K] : “Hij was teamleider van Rekeningenproject en ik wist dat hij daarover wilde spreken.”.

[A] : “22. Hoe lang hebben die gesprekken ongeveer geduurd?”.

[K] : “Het was 1 gesprek en het duurde circa. 1 uur tot 1,5 uur.”.

[A] : 23. “Wat vroeg de heer [H] ?”.

[K] : “Hij had een aantal vragen over de stand van zaken over het strafrechtelijk onderzoek in België en over de discussie die er gaande was over de wijze waarop de documenten in handen waren gekomen van de Belgische justitie.”.

[A] : “24. Wat hebt u hem verteld?”.

[K] : “Ik kan mij niet precies herinneren wat wij hebben besproken.”.

[A] : “25. Hebt u de heer [H] geïnformeerd over het verloop van het KB-Lux-onderzoek tot dan toe? Wat hebt u hem daar over meegedeeld?”.

[K] : “Dat kan ik mij niet herinneren.”.

[A] : “26. Hebt u de heer [H] geïnformeerd over voornoemde ‘witwas’ van onrechtmatig verkregen bewijzen? Wat hebt u hem daar over meegedeeld?”

[K] : “nee de term witwassen is niet gevallen. Er is wel gesproken over de discussie die er was over de rechtmatigheid van het bewijs.”.

[A] : 27. “Hebt u, op enig moment, de heer [H] over de gang van zaken willen informeren en heeft de heer [H] gezegd: “Ik wil het niet weten”.?”.

[K] : “Dat kan ik mij niet herinneren.”.

[A] : “28. Zijn er andere punten die u over de besprekingen met de heer [H] wil zeggen?”.

[K] : “Nee.”.

[A] : “Is uw bekend dat er strafaangiften zijn gedaan tegen de onderzoeksrechter en een aantal van uw collega’s” en “was dat voor of na uw bespreking met de heer [H] ”.

[K] : “enkele jaren daarna”.

2.43.

Het Hof van Cassatie in België heeft op 31 mei 2011 beslist dat het Brusselse Hof van Beroep op 10 december 2010 terecht had geoordeeld dat de strafvervolging tegen werknemers van KBL niet-ontvankelijk was en dat alle verdachten in die zaak daarom moesten worden vrijgesproken.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is het gebruik van de door de Inspecteur verkregen inlichtingen rechtmatig en heeft de Inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

  2. Heeft de Inspecteur voldoende voortvarend gehandeld bij het opleggen van de tweede serie navorderingsaanslagen?

  3. Zijn de boeten ten onrechte dan wel tot een te hoog bedrag vastgesteld?

  4. Heeft belanghebbende recht op een vergoeding voor immateriële schade wegens de lange behandelduur van het hoger beroep?

  5. Heeft de Rechtbank belanghebbende ten onrechte geen integrale proceskostenvergoeding toegekend?

Belanghebbende is van mening dat de vragen a en b ontkennend en de vragen c, d en e bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

In hoger beroep is, naar partijen ter zitting van het Hof desgevraagd nadrukkelijk hebben verklaard, niet meer in geschil:

 de toerekening zoals bedoeld in artikel 2.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de KBL-correcties; en

 de vraag of de door belanghebbende verstrekte informatie is gevorderd in strijd met artikel 52a van de AWR.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en vermindering van de aanslagen met de KBL-correcties, toekenning van een vergoeding voor immateriële schade wegens de lange behandelduur van het hoger beroep en toekenning van een proceskostenvergoeding gebaseerd op werkelijke kosten. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing