Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:80, 15/00693
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:80, 15/00693
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 januari 2017
- Datum publicatie
- 16 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:80
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2267
- Zaaknummer
- 15/00693
Inhoudsindicatie
Inspecteur heeft de verkoopkosten, met name bestaande uit etentjes, terecht gecorrigeerd. Belanghebbende maakt de zakelijkheid van deze uitgaven tot de door hem gedane omvang niet aannemelijk. Vrijval van schuld leidt niet tot winst, indien de uitgaven waar de schuld op is gebaseerd in het verleden als onttrekking ten laste van het vermogen van de firmant is geboekt.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00693
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 5 maart 2015, nummer AWB 12/7320 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.485, waarbij rekening is gehouden met een uit een eerder jaar te verrekenen persoonsgebonden aftrek van € 3.967 en bij verliesverrekeningsbeschikking een beperkt verrekenbaar verlies van € 30.183 en een onbeperkte verrekenbaar verlies van € 139.025. Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur de aanslag verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil, waarbij rekening is gehouden met een uit een eerder jaar te verrekenen persoonsgebonden aftrek van € 3.967 en via aanpassing van de verliesverrekeningsbeschikking een beperkt verrekenbaar verlies van € 18.715 en een onbeperkt verrekenbaar verlies van € 119.747.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voorzover het de verliesverrekeningsbeschikking betreft, de daarop betrekking hebbende uitspraak op bezwaar vernietigd, het verrekende verlies verminderd tot € 2.634, het beroep voor het overige ongegrond verklaard en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 te vergoeden.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 15 september 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [B] , [C] en [D] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende drijft samen met zijn echtgenote een administratie- en belastingadvieskantoor genaamd ‘ [E] v.o.f.’ in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de v.o.f.). De onderneming wordt gedreven vanuit het pand gelegen aan de [adres] 18 te [woonplaats] . Dit is tevens het woonhuis van belanghebbende en zijn echtgenote.
Op 6 november 2006 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV over het onderhavige jaar ingediend naar een belastbare winst uit onderneming van € 414 en een bedrag aan ziektekosten en buitengewone uitgaven van € 3.584.
In 2008 heeft bij belanghebbende en zijn echtgenote een boekenonderzoek plaatsgevonden. Onderzocht zijn daarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2003 tot en met 2005 en de omzetbelasting over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 maart 2005. Naar aanleiding van deze controle heeft de Inspecteur het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt gecorrigeerd:
- aangegeven belastbare winst € 414
- meer winst € 186.314
- meer zelfstandigenaftrek € 4.068 -/-
- vastgestelde belastbare winst € 182.660
- te verrekenen pga (uit 2003) € 3.967 -/-
- inkomen uit werk en woning € 178.693
- verliesverrekening € 169.208 -/-
- belastbaar inkomen uit werk en woning € 9.485.
In de administratie van de v.o.f. waren verkoopkosten geboekt tot een bedrag van € 6.382. Hiervan is € 1.824 overgeboekt naar privé en is een bedrag van € 4.558 ten laste van het resultaat geboekt. Van de uitgaven is, behoudens de aanwezigheid van de nota’s, geen administratie aanwezig die enig inzicht geeft in het zakelijk karakter. De controlerend ambtenaar achtte dit bedrag te hoog en heeft de aftrekbare verkoopkosten gecorrigeerd tot 10% van het aanvankelijke totale bedrag ofwel € 638. Dit heeft geleid tot een correctie op de verkoopkosten van € 3.920, waarvan de helft voor rekening komt van belanghebbende.
Belanghebbende oefende in het verleden ook een eenmanszaak uit onder de naam “ [F] ” (hierna: [F] ). Deze onderneming heeft al jaren geen activiteiten meer. De eenmanszaak is niet uitgeschreven in het Handelsregister in verband met een lopende procedure tegen een bouwonderneming. Deze procedure heeft te maken met schade aan het woonhuis/kantoor. Op de balans van de v.o.f. staat een vordering [F] van € 112 en een schuld van € 612. De schuld is ontstaan door de aan de KvK verschuldigde bijdrage die door de v.o.f. voor [F] is voldaan.
De totale winstcorrectie is als volgt samengesteld:
- meer onderhanden werk € 10.000
- minder verkoopkosten € 3.920
- minder rente onroerende zaak € 735
- meer bijzondere baten € 357.613
Totaal € 372.268
Hiervan is de helft, € 186.134, aan belanghebbende toegerekend.
In de correctie ‘meer bijzondere baten’ is een bedrag van € 340.335 ter zake van de vrijval lening [G] opgenomen en een bedrag van € 500 ter zake van de vrijval schuld [F] (per saldo).
Bij de uitspraken op bezwaar is de Inspecteur gedeeltelijk aan belanghebbendes bezwaren tegemoet gekomen. Voor het onderhavige jaar is de correctie verkoopkosten bijgesteld in die zin dat die kosten tot 25% van het aanvankelijke bedrag van de uitgaven in aftrek zijn toegelaten. Die uitgaven zijn nader vastgesteld op € 9.583, waarvan € 2.396 in aftrek is geaccepteerd. De correctie is beperkt tot € 2.162 (€ 4.558 -/- € 2.396), waarvan de helft toerekenbaar aan belanghebbende.
De vrijval lening [G] is beperkt tot 77,5% van het oorspronkelijke bedrag en een correctie in verband met een vrijval schuld aan een schietvereniging is komen te vervallen. De totale correctie van de winst van v.o.f. is vastgesteld op € 292.166, waarvan € 146.083 aan belanghebbende is toegerekend.
Het belastbare inkomen uit werk en woning is als volgt vastgesteld:
- aangegeven belastbare winst € 414
- meer winst € 146.083
- meer zelfstandigenaftrek € 4.068 -/-
- belastbare winst uit onderneming € 142.429
- te verrekenen pga (uit 2003) € 3.967 -/-
- inkomen uit werk en woning € 138.462
- verliesverrekening € 138.462 -/-
- belastbaar inkomen uit werk en woning nihil.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de vrijval van de lening [G] niet eerder kan plaatsvinden dan in 2010 en dat deze correctie ten onrechte in het onderhavige jaar in aanmerking is genomen. Dit leidt tot een lager inkomen en heeft tevens tot gevolg dat belanghebbende in aanmerking komt voor aftrek van buitengewone uitgaven als gevolg van een lagere drempel.
Het belastbare inkomen uit werk en woning is als volgt vastgesteld door de Rechtbank:
- aangegeven belastbare winst € 414
- meer winst € 14.203
- meer zelfstandigenaftrek € 4.068 -/-
- belastbare winst uit onderneming € 10.549
- buitengewone uitgaven € 3.948 -/-
- te verrekenen pga (uit 2003) € 3.967 -/-
- inkomen uit werk en woning € 2.634
- verliesverrekening € 2.634 -/-
- belastbaar inkomen uit werk en woning nihil.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft, naar belanghebbende ter zitting uitdrukkelijk heeft gesteld, uitsluitend nog het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft belanghebbende recht op een hogere aftrek voor verkoopkosten?
II. Behoort de lening [G] vrij te vallen ten gunste van het resultaat en zo ja, tot welk bedrag?
III. Dient een bedrag van € 500 tot het resultaat te worden gerekend in verband met de vrijval van de schuld [F] ?
Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag bevestigend en de tweede en derde vraag ontkennend moeten worden beantwoord. Ten aanzien van de lening [G] wenst belanghebbende een oordeel te vernemen over de omvang van de vrijvalwinst indien deze schuld in een ander jaar vrijvalt. De Inspecteur is van mening dat de eerste vraag ontkennend en de derde vraag bevestigend moet worden beantwoord. Aan de beantwoording van de tweede vraag wordt niet toegekomen, nu de Rechtbank heeft geoordeeld dat deze schuld niet vrijvalt in het onderhavige jaar en hij heeft berust in dat oordeel.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur en – naar het Hof begrijpt – tot vaststelling van het verrekende verlies op € 1.303. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.