Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:881, 16/03352
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:881, 16/03352
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 3 maart 2017
- Datum publicatie
- 18 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:881
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2779
- Zaaknummer
- 16/03352
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Geen objectieve voordeelsverwachting. Geen bron van inkomen. Geen verrekenbare verliezen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03352
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 22 april 2016, nummer BRE 15/4838, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te noemen aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.561, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende bij brief van 4 januari 2017 een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 20 januari 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende de heer [A] , alsmede, namens de Inspecteur, [B] en [C] .
Het Hof heeft aan het einde van deze zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is gehuwd met mevrouw [D] . Op haar naam staat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel de eenmanszaak ‘ [E] ’ ingeschreven. Deze eenmanszaak richt zich op de verkoop van ecologisch verantwoorde vloeistoffen (was-, poets- en reinigingsmiddelen). De resultaten uit de desbetreffende werkzaamheden zijn, na een fiscale procedure over de belastingjaren 2007 en 2008, aan belanghebbende toegerekend.
Belanghebbende heeft op 28 oktober 2011 de aangifte IB/PVV 2010 ingediend. Met dagtekening 30 januari 2014 is de definitieve aanslag IB/PVV 2010 aan hem opgelegd. Op 27 februari 2014 heeft hij een nadere aangifte IB/PVV 2010 ingediend, die door de Inspecteur is aangemerkt als bezwaarschrift tegen de aanslag. In laatstgenoemde aangifte heeft belanghebbende een verlies uit onderneming van € 7.026 opgevoerd.
De resultaten uit de desbetreffende werkzaamheden van [E] zijn als volgt:
Jaar |
Omzet |
Kosten |
Resultaat |
2009 |
Ongeveer 3.500 |
-/- 11.260 |
|
2010 |
2.838 |
-/- 7.026 |
|
2011 |
5.278 |
-/- 5.389 |
|
2012 |
4.989 |
-/- 6.751 |
|
2013 |
4.666 |
-/- 9.754 |
|
2014 |
-/- 5.038 (voorlopige cijfers) |
Belanghebbende heeft tot 2014 gewerkt.
Bij uitspraak op bezwaar van 21 april 2015 heeft de Inspecteur geoordeeld dat de activiteiten in verband met de verkoop van de vloeistoffen geen bron van inkomen meer vormen en dat het verlies over het jaar 2010 daarom niet meer als aftrekpost wordt geaccepteerd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het resultaat van [E] over 2010 als (negatieve) winst uit onderneming is aan te merken. Voorts is in geschil of er in 2010 nog niet verrekende verliezen resteren uit eerdere jaren.
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt en op hetgeen ter zitting is opgemerkt.
In aanvulling daarop is tussen partijen ter zitting komen vast te staan dat ook in 2008 met [E] een negatief resultaat is behaald.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vaststelling van het belastbaar inkomen uit werk en woning voor het jaar 2010, rekening houdend met een verlies van € 7.026 conform de nader ingediende aangifte IB/PVV, danwel rekening houdend met nog niet verrekende verliezen uit eerdere jaren. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.