Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-06-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2641, 17/00501
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-06-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2641, 17/00501
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 15 juni 2018
- Datum publicatie
- 18 september 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:2641
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2017:3692, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:730
- Zaaknummer
- 17/00501
Inhoudsindicatie
Omzetbelastingaangiften waarbij gefingeerde bedragen zijn teruggevraagd. Naheffingsaanslag en boete gehandhaafd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00501
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
woonachtig te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 juni 2017, nummer BRE 16/2742, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde belastingaanslag en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 26 november 2015 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2015 ten bedrage van € 29.770 (hierna: de naheffingsaanslag). Bij beschikking is belastingrente ten bedrage van € 2.352 in rekening gebracht. Voorts is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 5.000. Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de naheffingsaanslag en de genoemde beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dat beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 250. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 18 mei 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [A] , [B] en [C] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting kan in hoger beroep worden uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. In de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft (hierna: het tijdvak), is aan belanghebbende door (andere) ondernemers geen omzetbelasting in rekening gebracht. Belanghebbende heeft in het tijdvak zelf geen omzet behaald.
Belanghebbende heeft bij aangiften betreffende het tijdvak fictieve bedragen aan omzetbelasting in aftrek gebracht. Hij heeft, bij gebreke van eigen omzet, geen verschuldigde omzetbelasting aangegeven. Wegens de in aftrek gebrachte fictieve bedragen aan voorbelasting zijn de naheffingsaanslag, de beschikking inzake belastingrente en de boetebeschikking aan belanghebbende opgelegd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil in hoger beroep betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag, de beschikking inzake belastingrente en de boetebeschikking terecht aan belanghebbende zijn opgelegd, onderscheidenlijk gegeven.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting heeft belanghebbende het volgende te kennen gegeven:
- U vraagt of ik vóór het indienen van de aangifte pogingen heb ondernomen om het geld terug te krijgen. De hele kwestie is lang blijven liggen, omdat het destijds niet goed ging. Ik heb dit pas in 2011 opgepakt. Ik heb geen brief geschreven waarin ik heb gevraagd naar de teruggaven waar ik recht op heb en ik heb ook niet met de Belastingdienst gebeld. Dat had ik wellicht beter kunnen doen.
- Ten tijde van het opleggen van de boete had ik niet zo veel vermogen. Dat kwam doordat het slecht ging met het café. Het gaat nu weer goed. Ik heb nu meer vermogen.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot vernietiging van de naheffingsaanslag, de beschikking inzake belastingrente en de boetebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.