Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3692, AWB - 16 _ 2742
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3692, AWB - 16 _ 2742
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 juni 2017
- Datum publicatie
- 27 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:3692
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:2641, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 2742
Inhoudsindicatie
Art. 2 en 15 Wet OB.
Geen recht op aftrek van voorbelasting. Verrekening als voorbelasting van te ontvangen belastingbedragen in een andere belastingsoort is niet mogelijk. Terechte vergrijpboete van € 5.000.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/2742
uitspraak van 15 juni 2017
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de inspecteur van 16 april 2016 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2015 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting van € 29.770 ( [aanslagnummer] F.01.5501) en de daarbij bij beschikkingen vastgestelde belastingrente van € 2.352 en vergrijpboete van € 5.000.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2017 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, onder de naam [X] . In de jaren 2010 tot en met het eerste kwartaal 2015 heeft belanghebbende geen omzet behaald met die onderneming.
Bij belanghebbende is op 17 juni 2015 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2010 tot en met 2014 en omzetbelasting 1 januari 2010 tot en met 31 maart 2015. Naar aanleiding daarvan is de onderhavige naheffingsaanslag met vergrijpboete opgelegd. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende fictieve bedragen als voorbelasting in aftrek gebracht, zonder dat daar inkoopfacturen aan ten grondslag lagen. Het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag is door de inspecteur bij uitspraak van 16 april 2016 ongegrond verklaard.
In geschil is enkel of belanghebbende terecht voorbelasting in aftrek heeft gebracht.
Op grond van artikel 2 in combinatie met artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 kan een ondernemer voorbelasting in aftrek brengen op de door hem verschuldigde omzetbelasting. Belanghebbende bestrijdt niet dat aan hem door ondernemers geen bedragen aan omzetbelasting in rekening zijn gebracht die op grond van voormelde artikelen als voorbelasting kunnen worden aangemerkt. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat belanghebbende reeds om die reden ten onrechte bedragen als voorbelasting in aftrek heeft gebracht.
Belanghebbende voert aan dat hij in de veronderstelling was dat hij te ontvangen belastingbedragen van verschillende belastingsoorten met elkaar kon verrekenen, omdat de Belastingdienst ook mag verrekenen. Belanghebbende heeft desgevraagd geen wetsbepaling kunnen noemen op grond waarvan een dergelijke verrekening mogelijk is. Ook de rechtbank acht geen juridische grondslag aanwezig voor deze stelling van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende ten onrechte bedragen op de aangiften omzetbelasting in aftrek heeft gebracht. Nu belanghebbende de hoogte van de naheffingsaanslag niet heeft bestreden, acht de rechtbank de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.
De inspecteur heeft met toepassing van artikel 67f van de AWR in samenhang met § 25 en § 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB) een vergrijpboete van 50% opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de vergrijpboete terecht opgelegd, omdat het aan (voorwaardelijke) opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig omzetbelasting is betaald. Belanghebbende heeft immers met het doen van de aangiften omzetbelasting willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig omzetbelasting wordt geheven. Op grond van § 7, vijfde lid, van het BBBB kan rekening worden gehouden met de financiële omstandigheden van belanghebbende ten tijde van het opleggen van de boete. De inspecteur heeft daarmee rekening gehouden door de boete te matigen tot € 5.000. De rechtbank acht de boete van € 5.000 passend en geboden. De boetebeschikking is terecht en tot het juiste bedrag vastgesteld.
Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 15 juni 2017 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Mesman-Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.