Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3653, 17/00694

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3653, 17/00694

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 augustus 2018
Datum publicatie
7 november 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:3653
Formele relaties
Zaaknummer
17/00694
Relevante informatie
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Rome, 25-03-1957 [Tekst geldig vanaf 01-07-2013] art. 63

Inhoudsindicatie

Verrekening buitenlandse bronbelasting. Geen schending van artikel 63 VWEU door Nederland. Het discriminatieverbod en artikel 1 van het Eerste Protocol zijn evenmin geschonden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00694

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] (Montenegro),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 22 augustus 2017, nummer BRE 16/3951, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 193.870 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 113.911 (hierna: de aanslag). Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 1.098 aan belastingrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar zijn de aanslag en beschikking, bij uitspraken van de Inspecteur, gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 19 juli 2018 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] en mevrouw [B] .

1.6.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.8.

Op 20 juli 2018 heeft belanghebbende middels een schrijven aan het Hof verzocht bepaalde opmerkingen, welke ter zitting zouden zijn gemaakt, expliciet op te nemen in het proces-verbaal van de zitting.

Nu genoemde brief na het sluiten van de zitting is ingezonden zal het Hof de brief niet in behandeling nemen.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1941 en heeft tot 1 oktober 2014 in Nederland gewoond. Sinds 1 oktober 2014 is belanghebbende woonachtig in Montenegro.

2.2.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 193.870 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 113.911. Op de waardepeildatum 1 januari 2013 behoren de volgende effectenrekeningen tot de rendementsgrondslag:

Naam

Waarde

[C]

€ 2.111.199

[D]

€ 1.441.444

2.3.

Belanghebbende heeft in 2013 uit Duitsland, Frankrijk en Spanje in totaal € 123.381 aan dividend ontvangen. Op dit dividend is € 33.884 aan buitenlandse bronbelasting ingehouden. Belanghebbende heeft het volledige bedrag van € 33.884 in de aangifte IB/PVV 2013 als verrekenbare bronbelasting in aanmerking genomen.

2.4.

Met dagtekening 25 juni 2014 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag opgelegd conform de ingediende aangifte IB/PVV 2013.

2.5.

Bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV 2013 is de Inspecteur afgeweken van de ingediende aangifte. De Inspecteur heeft een bedrag van € 18.507 (15% van € 123.381) aan verrekenbare bronbelasting in aanmerking genomen.

2.6.

Belanghebbende heeft in Duitsland en in Frankrijk verzocht om teruggaaf van ingehouden bronbelasting. Belanghebbende heeft in totaal een bedrag van € 12.388 teruggekregen.

Land

Dividend

15%

Ingehouden buitenlandse bronheffing

Terugontvangen

Per saldo geheven

Verschil

Duitsland

€ 34.700

€ 5.205

€ 7.497

€ 3.449

€ 4.048

€ 1.157

Frankrijk

€ 88.344

€ 13.252

€ 26.316

€ 8.940

€ 17.376

-/- € 4.125

Spanje

€ 337

€ 50

€ 71

€ 0

€ 71

-/- € 21

Totaal

€ 123.381

€ 18.507

€ 33.884

€ 12.388

€ 21.496

-/- € 2.989

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het bedrag aan verrekenbare buitenlandse bronbelasting.

Belanghebbende stelt dat het bedrag aan verrekenbare buitenlandse bronbelasting € 33.884 is. De Inspecteur is de opvatting toegedaan dat het bedrag aan verrekenbare buitenlandse bronbelasting € 18.507 bedraagt.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot een aanslag IB/PVV conform de door hem ingediende aangifte. Belanghebbende merkt hierbij op dat indien hij door het Hof in het gelijk wordt gesteld, het onder 2.6 vermelde bedrag van € 12.388 door hem moet worden terugbetaald aan Duitsland en Frankrijk. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing