Hoge Raad, 12-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:581, 18/04260
Hoge Raad, 12-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:581, 18/04260
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 april 2019
- Datum publicatie
- 12 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:581
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:3653
- Zaaknummer
- 18/04260
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
12 april 2019
Nr. 18/04260
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 augustus 2018, nr. 17/00694, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 16/3951) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.