Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3703, 17/00692

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3703, 17/00692

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 september 2018
Datum publicatie
8 november 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:3703
Formele relaties
Zaaknummer
17/00692
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.8

Inhoudsindicatie

Art. 3.8 Wet IB 2001; winst uit onderneming. In verband met de beëindiging van zijn werkzaamheden als vrijgevestigd medisch specialist heeft belanghebbende van het ziekenhuis een vergoeding ontvangen. Omdat de vergoeding zag op de beëindiging van overeenkomsten die in het kader van de onderneming waren gesloten, en geen vergoeding voor het verlies aan arbeidskracht in het algemeen betrof, heeft de Inspecteur deze terecht tot de winst uit onderneming gerekend.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00692

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 10 augustus 2017, nummer BRE 15/8401, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen aanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 13 februari 2015 voor het jaar 2011 de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 670.946; daarbij is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking heffingsrente) voor een bedrag van € 12.819 en bij beschikking een boete (hierna: de boete) opgelegd van € 139.343. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij zijn uitspraak van 2 december 2015 de boete vernietigd en de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en een vergoeding aan belanghebbende toegekend van immateriële schade en van het betaalde griffierecht.

1.3.

Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van het Hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 26 juli 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] en mevrouw [B] .

1.5.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.6.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Na de sluiting van het onderzoek heeft belanghebbende een brief van 8 augustus 2018 met twee bijlagen aan het Hof gezonden. Aangezien deze brief (met bijlagen) is ingezonden buiten de procesorde en het Hof in de inhoud daarvan geen aanleiding ziet het onderzoek te heropenen, zal het Hof deze brief (met bijlagen) verder buiten beschouwing laten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft van 1 januari 1989 tot 1 maart 2011 binnen de “ [maatschap] te [plaats] (hierna: de maatschap) een praktijk als [medisch specialist] (hierna: de praktijk) uitgeoefend en was in dat kader werkzaam in het ziekenhuis [ziekenhuis] te [plaats] (hierna: het ziekenhuis). In verband hiermee hebben belanghebbende en het ziekenhuis destijds een toelatingsovereenkomst gesloten.

2.2.

De samenwerking tussen belanghebbende met de overige maten in de maatschap en het ziekenhuis is op 1 maart 2011 beëindigd. In december 2010 heeft het Bestuur Medische Staf van het ziekenhuis tot deze beëindigingen geadviseerd.

2.3.

In verband met de beëindiging van de werkzaamheden van belanghebbende binnen het maatschapsverband en in het ziekenhuis hebben belanghebbende en de Stichting [ziekenhuis] [D] te [plaats] (hierna: [ziekenhuis] ) op 22 maart 2011 een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) gesloten.

In de vaststellingsovereenkomst zijn belanghebbende en [ziekenhuis] wegens de beëindiging van de samenwerking een vergoeding overeengekomen van in totaal € 750.000. De vergoeding is volgens de vaststellingsovereenkomst als volgt opgebouwd:

- coulance halve voldoet [ziekenhuis] aan belanghebbende een vergoeding van € 353.000 in verband met de beëindiging van de toelatingsovereenkomst tussen belanghebbende en het ziekenhuis;

- een bedrag van € 184.000 als vergoeding voor de overdracht van de praktijk van belanghebbende aan [ziekenhuis] ;

- coulance halve vergoedt [ziekenhuis] een bedrag van € 213.000 ter beëindiging van de overeenkomst inzake [medisch specialist] van 10 maart 2010, de zogeheten [overeenkomst] .

2.4.

De vergoeding van € 750.000 heeft [ziekenhuis] overgemaakt aan een door belanghebbende daartoe opgerichte rechtspersoon, [bedrijf] B.V. te [plaats] (hierna: de BV), waarvan belanghebbende enig aandeelhouder en bestuurder is. Belanghebbende en de BV hebben op 13 juli 2011 een lijfrenteovereenkomst gesloten, waarbij belanghebbende de gehele vergoeding inbrengt in de BV als koopsom voor een lijfrente, bedongen van de BV.

2.5.

Op 17 juni 2013 heeft belanghebbende de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011 (hierna: de aangifte) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.639 ingediend. Daarbij heeft hij ter zake van de uitoefening van de praktijk een negatieve belastbare winst uit onderneming van € 31.590 aangegeven.

2.6.

Naar aanleiding van de aangifte heeft de Inspecteur belanghebbende bij brieven van 14 april 2014 en 10 juli 2014 verzocht om nadere informatie. Bij brieven van 1 juli 2014 en 29 september 2014 heeft belanghebbende daarop gereageerd.

2.7.

Bij brief van 8 december 2014 heeft de Inspecteur aangekondigd van de aangifte af te wijken en de belastbare winst als volgt te berekenen:

Winstaandeel [maatschap]

- € 12.569

Bij: Meer winst vaststellingsovereenkomst

€ 750.000

Totaal

€ 737.431

Af: Afschrijvingen

€ 3.335

Af: Overige bedrijfskosten

€ 40.072

Af: Financiële lasten

€ 70

Bij: Niet-aftrekbare kosten

€ 1.235

Winst uit onderneming

€ 695.189

Af: Zelfstandigenaftrek

€ 4.602

Af: MKB-winstvrijstelling

€ 82.870

Belastbare winst uit onderneming

€ 607.717

Af: Aangegeven belastbare winst

- € 31.590

Correctie belastbare winst uit onderneming

€ 639.307

2.8.

Niet meer in geschil is dat van de correctie “Meer winst vaststellingsovereenkomstˮ een bedrag van € 184.000 als vergoeding voor de praktijkoverdracht (goodwill) tot de belastbare winst uit onderneming moet worden gerekend.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning terecht op het bedrag van € 670.946 heeft vastgesteld.

Het geschil spitst zich toe op de vraag of de correctie van de belastbare winst uit onderneming in verband met de van [ziekenhuis] ontvangen vergoedingen voor de beëindiging van de toelatingsovereenkomst (van € 353.000) en van de [overeenkomst] (van € 213.000) (hierna: de vergoedingen) terecht is.

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens het onderzoek ter zitting hebben zij hun standpunten toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep bij de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur, behoudens de daarbij vernietigde boete, vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van, naar het Hof begrijpt, € 172.866.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing