Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3781, 17/00547

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3781, 17/00547

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
14 september 2018
Datum publicatie
8 november 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:3781
Zaaknummer
17/00547

Inhoudsindicatie

Het Hof is van oordeel dat de Rechtbank terecht de beroepen van belanghebbende gegrond heeft verklaard, de uitspraken op bezwaar heeft vernietigd en de bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het Hof verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het hoger beroep voor zover belanghebbende daarmee beslissingen tot verrekening, verjaring van invordering van belastingaanslagen, (incorrecte) afboeking van betalingen op belastingaanslagen of de toekenning en uitbetaling van een tegemoetkoming ter discussie heeft gesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00547

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 5 juli 2017, nummer BRE 16/9816, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

hierna: de Ontvanger,

betreffende de hierna vermelde uitspraken op bezwaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft in haar brief van 21 april 2015 verzocht om rentevergoeding over de teruggaaf omzetbelasting op aanslagnummer [aanslagnummer 1] .F01.6502 .

1.2.

Belanghebbende heeft in haar brief van 22 april 2015 verzocht de invorderingsrente te verminderen, die in rekening is gebracht op naheffingsaanslagen omzetbelasting met de nummers [aanslagnummer 1] .F01.551 , F01.7503 , F01.7501 , F01.6502 .

1.3.

De Ontvanger heeft bij brief van 28 april 2015 afwijzend beslist op het in 1.1 bedoelde verzoek.

1.4.

De Ontvanger heeft bij brief van 1 mei 2015 afwijzend beslist op het in 1.2 bedoelde verzoek.

1.5.

Tegen de in 1.3 en 1.4 bedoelde beslissingen van de Ontvanger heeft belanghebbende bezwaar gemaakt bij brief van 8 juni 2015.

1.6.

De Ontvanger heeft op 10 september 2015 in één geschift uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren gegrond verklaard.

1.7.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende “per abuis” een griffierecht geheven van € 31. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard en gelast dat de Ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 31 aan haar vergoedt.

1.8.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 501. De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 3 augustus 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A] , vergezeld van de heer [B] , alsmede, namens de Ontvanger, mevrouw [C] en de heer [D] .

1.10.

Tegelijkertijd, doch niet gevoegd, zijn de zaken met de nummers 17/00548 tot en met 17/00553 behandeld. Belanghebbende heeft de zaken met de nummers 17/00548 tot en met 17/00553 ter zitting ingetrokken.

1.11.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.12.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft in haar brief van 21 april 2015 verzocht om rentevergoeding over de teruggaaf omzetbelasting op aanslagnummer [aanslagnummer 1] .F01.6502 .

2.2.

Belanghebbende heeft in haar brief van 22 april 2015 verzocht de invorderingsrente te verminderen, die in rekening is gebracht op naheffingsaanslagen omzetbelasting met de nummers [aanslagnummer 1] .F01.551 , F01.7503 , F01.7501 , F01.6502 .

2.3.

De Ontvanger heeft afwijzend beslist op de in 2.1 en 2.2 bedoelde verzoeken.

2.4.

Tegen de in 2.3 bedoelde beslissingen van de Ontvanger heeft belanghebbende bezwaar gemaakt bij brief van 8 juni 2015.

2.5.

De Ontvanger heeft op 10 september 2015 in één geschift uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren gegrond verklaard.

2.6.

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 5 juli 2017 de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Heeft belanghebbende recht op uitbetaling van het bedrag van € 62.183, zijnde het bedrag van de vermindering (€ 85.010) van de aanslag F01.5501, voor zover die niet is verrekend (€ 22.827)?

  2. Heeft belanghebbende recht op uitbetaling van het bedrag van € 52.000, zijnde het bedrag dat haar is toegekend als tegemoetkoming “voor al hetgeen in het verleden is gebeurd”?

  3. Heeft de Ontvanger het bedrag van € 22.827 ten onrechte verrekend?

  4. Heeft de Ontvanger de openstaande aanslagen omzetbelasting F.01.8080, F.01.8090 en F.01.8100 ten onrechte verrekend?

  5. Heeft de Ontvanger de openstaande aanslagen loonheffingen A.02.8080, A.02.8090 en A.02.8100 ten onrechte verrekend?

  6. Is belanghebbende beperkt in haar mogelijkheden om bezwaar te maken tegen de aanslagen loonheffingen en omzetbelasting, omdat deze mogelijk zijn opgelegd in een regime van intimidatie, dwang, chantage en misleiding?

  7. Heeft de Rechtbank belanghebbende ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend?

  8. Is de aanslag F.01.5501 onjuist verminderd naar aanleiding van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2014:1)?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Ontvanger is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Ter zitting heeft belanghebbende de vragen (beroepsgronden) 3 tot en met 6 ingetrokken.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot rentevergoeding en vermindering van invorderingsrente. De Ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing