Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4541, 17/00599
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4541, 17/00599
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 1 november 2018
- Datum publicatie
- 22 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:4541
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1403
- Zaaknummer
- 17/00599
Inhoudsindicatie
Belanghebbende drijft een horecaonderneming. Ter zake van de exploitatie van een terras is aan haar ter zake van het jaar 2015 een aanslag in de precariobelasting opgelegd ter hoogte van € 5.076. Deze aanslag is berekend naar het hoogste tarief (tariefgroep A). De heffingsmaatstaf wordt gevormd door het aantal maanden waarvoor aan belanghebbende vergunning is verleend om een terras te exploiteren te vermenigvuldigen met de oppervlakte van het terras. Naar het oordeel van het Hof is de indeling van de straat waarin belanghebbende is gevestigd in tariefgroep A, mede gelet op de ruime bevoegdheid van de gemeenteraad, niet als onredelijk of willekeurig aan te merken. Voorts overweegt het Hof dat hantering van tariefgroep, m² en periode gedurende welke het terras kan worden geëxploiteerd niet leidt tot strijd met het evenredigheidsbeginsel, aangezien op die manier wordt aangeknoopt bij de mate van profijt die een belastingplichtige ontleent aan het belastbare feit. Naar het oordeel van het Hof is voorts geen sprake van een onevenredige kostenstijging. Met betrekking tot het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel overweegt het Hof dat belanghebbende met betrekking tot het onderhavige jaar geen in rechte te beschermen vertrouwen kon ontlenen aan de voor de jaren 2012, 2013 en 2014 getroffen schikking.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00599
Uitspraak op het hoger beroep van
VOF [belanghebbende] , h.o.d.n. [bedrijf] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidenteel hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Valkenburg aan de Geul,
hierna: de Heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 14 juli 2017, nummer ROE 16/492, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te noemen aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 1 december 2015 ter zake van het jaar 2015 een aanslag in de precariobelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de aanslag) opgelegd ter hoogte van € 5.076.
Na tegen de aanslag gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar deze gehandhaafd bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 18 januari 2016.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar in stand blijven, de Heffingsambtenaar gelast aan belanghebbende het door haar ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht ten bedrag van € 334 te vergoeden en de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de kosten van het geding bij de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende vastgesteld op € 990.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 501. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De Heffingsambtenaar heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 augustus 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende, [A] , één van de vennoten van belanghebbende, en de gemachtigde van belanghebbende [B] , verbonden aan [C] gevestigd te [D] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [E] en [F] .
De Heffingsambtenaar heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende drijft een horecagelegenheid aan de [adres 1] 1B te [vestigingsplaats] . Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een vergunning verleend om gedurende negen maanden een terras te exploiteren. Belanghebbende heeft gedurende deze maanden een terras met een oppervlakte van 60 m² geëxploiteerd.
Ter zake van voornoemd terras is aan belanghebbende de onderhavige aanslag in de precariobelasting opgelegd naar een bedrag van € 5.076. De Heffingsambtenaar is bij het opleggen van de aanslag uitgegaan van een tarief van € 9,40, behorend bij tariefgroep A. De heffingsmaatstaf wordt gevormd door het aantal maanden waarvoor aan belanghebbende vergunning is verleend om een terras te exploiteren (negen) te vermenigvuldigen met de oppervlakte van het terras (60 m²). Vermenigvuldigd met het tarief leidt dat in dit geval tot een aanslag van 9 x 60 x € 9,40 = € 5.076.
De [adres 1] is in de Tarieventabel (hierna: de tarieventabel) behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van de precariobelasting 2015 van de gemeente Valkenburg aan de Geul (hierna: de Verordening), opgenomen in Hoofdstuk 7 “Terrassen”, onderdeel a (hierna: tariefgroep A). Die indeling in tariefgroep A gold reeds sinds 2011 (zie 2.10). Gelet op de indeling in tariefgroep A bedraagt het tarief voor voorwerpen onder, op of boven een terras in de [adres 1] € 9,40 per m² per maand. De tarieven opgenomen in Hoofdstuk 7 “Terrassen”, onderdeel b (hierna: tariefgroep B), onderdeel c (hierna: tariefgroep C) respectievelijk onderdeel d (hierna: tariefgroep D) bedragen € 7,55, € 4,85 respectievelijk € 1,65 per m² per maand.
Belanghebbende heeft een procedure met betrekking tot de voor het jaar 2012 aan haar opgelegde aanslag in de precariobelasting aanhangig gemaakt bij de Rechtbank, doch dit beroep ingetrokken nadat zij met betrekking de jaren 2012, 2013 en 2014 een schikking heeft getroffen met de Heffingsambtenaar.
Belanghebbende verwijst met betrekking tot voornoemde afspraak naar een e-mailbericht van 24 september 2014 afkomstig van de, namens de Heffingsambtenaar optredende, adviseur [F] (hierna: de adviseur) gericht aan belanghebbende. Voor zover in de onderhavige procedure relevant, luidt dit e-mailbericht als volgt:
“(…) In het geval u de onderhavige beroepszaak tegen de aanslag precariobelasting 2012 bij de rechtbank intrekt, zal de heffingsambtenaar als volgt handelen:
De aanslag over 2012 wordt verminderd naar € 2.538,00. Dit bedrag is gebaseerd op het C tarief van 2012, ad € 14,10. Zoals door u bepleit tijdens de zitting, als zijnde in naar uw mening een reëel tarief.
Voor de reeds opgelegde aanslag voor 2013 wordt ook uitgegaan van het C tarief van € 14,10. De aanslag voor 2013 wordt alsdan ook verminderd naar € 2.538,00. Bijkomende voorwaarde is dat u uw bezwaar tegen de aanslag 2013 intrekt.
De aanslag 2014 is nog niet opgelegd. Ook deze aanslag wordt opgelegd conform het C tarief dat voor 2014 door de gemeenteraad is vastgesteld op € 14,30.
(…)
(…)
De heffingsambtenaar is de tarieventabel voor de precariobelasting voor 2015 aan het voorbereiden. Via het college zal aan de gemeenteraad het voorstel worden gedaan om het tarief voor de [adres 1] te verlagen naar categorie B. Deze aanpassing is daarmee onder voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad.”.
De gemeenteraad heeft niet ingestemd met het in voornoemd e-mailbericht opgenomen voorstel om de [adres 1] in tariefgroep B in te delen, maar heeft daarentegen besloten om ook de – in de directe omgeving van de [adres 1] gelegen – [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] in tariefgroep A in te delen. Met betrekking tot de tariefswijziging van laatstgenoemde straten staat in de raadsnota ten behoeve van de raadsvergadering van 11 november 2014 (hierna: de raadsnota van 11 november 2014) het volgende:
“(…) Met ingang van het planjaar 2011 heeft Uw raad een beleidslijn ingezet om bij de gebiedsindeling van de precariotarieven voor terrassen aan te sluiten bij de herinrichting van het centrum. Omdat de herinrichting van de [adres 2] , de [adres 3] , de Passage en de Pelerinstraat is afgerond, stellen wij U voor om deze straten vanaf het belastingjaar 2015 in te delen bij gebied A. Tot nu toe vielen deze straten in gebied B. Zodoende ontstaat een logische gebiedsindeling. (…)”.
Ter onderbouwing van de indeling van de [adres 1] in tariefgroep A verwijst de Heffingsambtenaar, voor zover relevant, naar de raadsnota met het onderwerp “Centrumplan Valkenburg ” die is opgesteld ten behoeve van de raadsvergadering van 30 juni 2009 (hierna: de raadsnota van 30 juni 2009) en de raadsnota met het onderwerp “Invulling taakstelling Centrumplan, financiering de herinrichting van het Historische Centrum, financiering van het evenement [G] , financiering van het evenementenfonds en financiering van het onderhoud in het centrum” die is opgesteld ten behoeve van de raadsvergadering van 9 november 2010 (hierna: de raadsnota van 9 november 2010).
In de raadsnota van 30 juni 2009 staat onder meer het volgende:
“(…) 1.4 Het programma
(…)
Openbare ruimte. (…) Het Centrumplan voorziet in een herinrichting en verfraaiing van de openbare ruimte in het kernwinkelgebied, die bestaat uit de straten: (…) [adres 1] (…).”.
In de raadsnota van 9 november 2010 is het volgende opgenomen:
“(…) Precariobelasting
Ten aanzien van de precariobelasting stellen wij uw raad voor vanaf 2011 de tarieven met 50% te verhogen en een gebiedswijziging aan te brengen. In 2010 is het [plein] aan de [adres 1] volledig heringericht. Dit plein valt qua precariotarieven nu nog binnen gebied B [Hof: dit moet zijn D](€ 57,60 per m² per jaar). Wij stellen uw raad voor de [adres 1] met ingang van 1 januari 2011 in te delen in gebied A (€ 72,00 per m² per jaar). (…)”.
Overeenkomstig het in de raadsnota van 9 november 2010 voorgestelde advies om de [adres 1] in tariefgroep A in te delen, heeft de gemeenteraad voornoemde straat met ingang van 1 januari 2011 in deze tariefgroep ingedeeld.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de aanslag terecht naar het tarief behorend bij tariefgroep A opgelegd?
2. Mocht belanghebbende er in rechte op vertrouwen dat de aanslag gebaseerd zou worden op het tarief behorende bij tariefgroep C respectievelijk tariefgroep B?
Belanghebbende is van mening dat vraag 1 ontkennend en vraag 2 bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting heeft belanghebbende hier, zakelijk weergegeven, het volgende aan toegevoegd:
Uit het e-mailbericht van 24 september 2014 (zie 2.5) blijkt dat de adviseur van mening is dat indeling van de [adres 1] in tariefgroep C juist is. Naar aanleiding van deze e-mail is een compromis gesloten met de Heffingsambtenaar. Naar aanleiding van dit compromis is belanghebbende ter zake van de jaren 2012 tot en met 2014 in de belastingheffing betrokken naar het tarief behorende bij tariefgroep C. Na het sluiten van dit compromis zijn geen (herinrichtings)projecten uitgevoerd die met betrekking tot het jaar 2015 indeling van de [adres 1] in een hogere tariefgroep rechtvaardigen. Gelet op de inhoud van deze e-mail en de aard van een schikkingsregeling had ik niet bedacht hoeven te zijn op indeling in tariefgroep A in latere jaren.
Primair stel ik mij op het standpunt dat de [adres 1] ingedeeld moet worden in tariefgroep C en subsidiair stel ik mij op het standpunt dat indeling in tariefgroep B de juiste is. Indeling in tariefgroep A is in ieder geval onjuist, omdat deze straat – in tegenstelling tot straten die in het centrum liggen – niet kwalificeert als een commerciële “a-locatie”. De [adres 1] ligt niet op de toeristische route. Bovendien is deze straat autoluw geworden, waardoor de bereikbaarheid verder verminderd is. Ik moet doen aan actieve bedrijfsvoering om clientèle te krijgen.
De straten die rondom de [adres 1] liggen zijn uitsluitend in tariefgroep A ingedeeld teneinde een (ogenschijnlijk) coherent systeem te creëren. In de omringende straten ligt momenteel geen horecazaak. Voorts zal de gemeente met betrekking tot deze straten nooit een vergunning voor de exploitatie van een terras verlenen.
Ter zitting heeft de Heffingsambtenaar hier, zakelijk weergegeven, het volgende aan toegevoegd:
De [adres 1] was reeds met ingang van 1 januari 1996 ingedeeld in tariefgroep B, met dien verstande dat dit ten onrechte niet verwerkt is in de tarieventabel behorende bij de destijds geldende Verordening. Deze fout heeft doorgewerkt in de raadsstukken met betrekking tot de jaren 2009 en 2010. Mede gelet op deze omissie heeft de Heffingsambtenaar met betrekking tot de jaren 2012, 2013 en 2014 een schikking met belanghebbende getroffen.
De straten die in de omgeving van de [adres 1] liggen, zijn – evenals laatstgenoemde straat – in tariefgroep A ingedeeld, omdat deze straten – evenals de [adres 1] – profijt hebben gehad van de door de gemeente uitgevoerde herinrichting. Enkele panden in deze straten hebben de bestemming horeca.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert in het door hem ingediende incidentele hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het tegen de uitspraak op bezwaar bij de Rechtbank ingestelde beroep.