Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5004, 17/00434 tot en met 17/00437
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5004, 17/00434 tot en met 17/00437
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 29 november 2018
- Datum publicatie
- 27 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:5004
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2017:2929, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1994
- Zaaknummer
- 17/00434 tot en met 17/00437
Inhoudsindicatie
Terechte navorderingsaanslagen voor Turkse broodbakker. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende meel “zwart” heeft ingekocht, dat een deel van de omzet die met deze “zwarte” inkopen samenhangt, niet in de administratie is verantwoord en dat de daaruit voortvloeiende niet-verantwoorde winst (deels) aan belanghebbende ten goede is gekomen. Omkering en verzwaring bewijslast. Redelijke schatting.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 17/00434 tot en met 17/00437
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats 1] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 12 mei 2017, nummers BRE 15/2391 tot en met 15/2393 en 15/7694, in de gedingen tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te melden navorderingsaanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn onder aanslagnummers [aanslagnummer] H57, -H67, -H77 en -H97 over de jaren 2005, 2006, 2007 en 2009 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd alsmede beschikkingen heffingsrente afgegeven. Na tegen de navorderingsaanslagen en beschikkingen gemaakte bezwaren heeft de Inspecteur bij uitspraken de navorderingsaanslagen en beschikkingen voor de jaren 2005 tot en met 2007 gehandhaafd en het bezwaar tegen de navorderingsaanslag en de beschikking voor het jaar 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende twee maal griffierecht geheven van € 45 (éénmaal in de zaken betreffende de jaren 2005, 2006 en 2007, en éénmaal in de zaak betreffende het jaar 2009). De Rechtbank heeft de beroepen voor de jaren 2005 en 2009 ongegrond verklaard, de beroepen voor de jaren 2006 en 2007 gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag voor het jaar 2006 verminderd naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 272.327, met handhaving van de overige elementen, de navorderingsaanslag voor het jaar 2007 verminderd naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 237.690, met handhaving van de overige elementen, de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van twee maal € 247,50 en de Inspecteur gelast éénmaal het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 te vergoeden.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 6 juni 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de heer [A] , advocaat te [plaats 2] , als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld door de heren [belanghebbende] , [B] en [C] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [D] , [E] , [F] , [G] , [H] en [J] . Te dezer zitting zijn de zaken met de kenmerken 17/00434 tot en met 17/00454 gezamenlijk doch niet gevoegd behandeld.
Beide partijen hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van de Inspecteur behorende bijlage.
De Inspecteur heeft voorts, op verzoek van het Hof en zonder bezwaar van de wederpartij, in het procesdossier ontbrekende stukken overgelegd aan het Hof en de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende exploiteerde in de onderhavige jaren een in [plaats 3] gevestigde bakkerij die (Turks) brood bakt en verkoopt aan voornamelijk Turkse en Marokkaanse winkels en supermarkten. Zo’n 60% van het brood wordt verkocht in Nederland en de rest in voornamelijk Duitsland en voor een klein deel in België. Tot 1 juni 2006 werd de bakkerij geëxploiteerd in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de vof [K] ), waarvan belanghebbende en [L] de vennoten waren. Vanaf 1 juni 2006 wordt de bakkerij in de vorm van een besloten vennootschap, genaamd [M/K] B.V. (hierna: [K] BV ), geëxploiteerd, waarin belanghebbende en [L] beiden een belang van 50% hebben.
Verder exploiteerde belanghebbende in de onderhavige jaren een levensmiddelensupermarkt (hierna: de supermarkt) onder de naam [N] . In de supermarkt bevindt zich onder meer een kleine bakkerij, een groente- en fruitafdeling en een islamitische slagerij. In de bakkerij wordt Turks brood gebakken. Er wordt voornamelijk aan particulieren verkocht. Tot 23 mei 2006 werd de supermarkt geëxploiteerd in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna ook wel: vof [N] ). De vennoten van vof [N] waren volgens het uittreksel uit het Handelsregister belanghebbende en zijn zoon [zoon] . Sinds de omzetting van vof [N] in een besloten vennootschap, [N] B.V. (hierna: [N] BV), worden de aandelen voor 100% gehouden door belanghebbende.
Op 11 januari 2010 heeft de Inspecteur aangekondigd een boekenonderzoek bij belanghebbende in te willen stellen. Het onderzoek is aangevangen op 1 februari 2010. Het doel van het onderzoek was het vaststellen of de aankopen in de lidstaten van de Europese Unie in de periode 2006 tot en met 2009 juist en volledig als verwerving in de aangiften omzetbelasting zijn aangegeven. Tijdens het boekenonderzoek is de reikwijdte van het onderzoek uitgebreid naar een volledig onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2006 tot en met 2008, de aangiften omzetbelasting over de jaren 2006 tot en met 2009 en de aangiften inkomstenbelasting van belanghebbende en [L] over de jaren 2005 tot en met 2008. Deze uitbreiding van het onderzoek is door de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld bij brief van 16 februari 2011. Aanleiding voor deze uitbreiding was de uit België verkregen informatie (zie hierna onder 2.4 en 2.5). De uitkomsten van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 28 februari 2012.
Uit onderzoek in België (de Belgische Belastingdienst afdeling Bijzondere Belasting Inspectie (hierna: BBI) en de Federale Gerechtelijke Politie te [plaats 4] ) is onder meer naar voren gekomen dat de Belgische groothandel in meel genaamd [O/P] BVBA , voorheen genaamd [Q] BVBA (hierna: [O] ), over de periode maart 2005 tot en met oktober 2007, naast een reguliere boekhouding ook een schaduwboekhouding heeft gevoerd. Belanghebbende was één van de afnemers van [O] .
Naar aanleiding van de uit België verkregen informatie is in het tripartiete overleg van 15 juli 2010 besloten een strafrechtelijk onderzoek in te stellen tegen, onder meer, belanghebbende. In het proces-verbaal van de FIOD (PV nr. [nummer 1] ) is onder meer het volgende vermeld:
(Hof: uit 0-OPV)
“2.1 Aanleiding van het onderzoek
(…)
Op 1 april 2009 heeft [R] , zaaksvoerder van [O] onder meer bevestigd dat er twee boekhoudsystemen waren, te weten:
een officieel boekhoudsysteem (middels het softwarepakket Venice), waarin de officiële verkopen werd geregistreerd. Naar aanleiding van bestellingen werden leveringsnota’s opgemaakt en vervolgens een factuur.
een zwart boekhoudsysteem (middels het softwarepakket ADBplus) waarin verkopen werden geregistreerd aan de hand van contantnota’s.
Tevens verklaarde [R] dat hij aan de hand van de door de klant afgetekende contantnota de zwarte boekhouding bijwerkte, waarna het de bedoeling was dat de contantnota zou worden verscheurd.
Ook verklaarde [R] dat hij het meel, wat hij ‘zwart’ verkocht, zelf ook ‘zwart’ geleverd kreeg van de Duitse leverancier [S] en dat zijn ‘zwarte’ aankopen afhankelijk waren van de wens van zijn bakkersklanten. Deze bakkersklanten gaven zelf de hoeveelheid goederen aan die zij ‘zwart’ wilde kopen.
(…)
Ter zake [M/K] BV , (...) en [N] BV , (...) zijn bij de Belgische groothandel verkopen door middel van contantnota’s aangetroffen. Deze ‘zwarte’ verkopen zijn verdeeld over de jaren:
[M/K]
2005 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 195.179,75
2006 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 154.548,10
2007 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 111.669,16
2007 ongenummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 20.800,00
Totaal € 482.197,01
[N]
2005 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 27.308,34
2006 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 27.085,37
2007 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 14.107,54
2007 ongenummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 3.078,70
Totaal € 71.579,95”
(Hof: uit 1A-OPV)
“4.3.1.2. Niet geboekte inkopen (‘zwarte’ inkopen van [M] )
(…)
Op 22-10-2007 is door de Belgische autoriteiten bij [O] onder andere een broodzak met papieren meegenomen. Hierin zaten contantnota’s van verschillende afnemers. Aangetroffen is een contantnota van [M] te [plaats 1] , te weten van de datum 22-09-2007 voor een totaal van € 4.490,00. Deze gegevens komen overeen met de gegevens van de contantnota van 22-09-2007 op D-026, het digitale overzicht van de contantnota’s. Op de contantnota (D-018A) is vermoedelijk (met balpen) het bedrag vermeld dat door de klant is betaald.
(…)
4.3.1.3. Resumé
Aan vorenstaande bevindingen, te weten:
- de resultaten van het onderzoek in België;
- de verbanden en onderlinge samenhang van de in België aangetroffen gegevens (computerbestanden en bescheiden),
in casu:
- dat er in computerbestanden (ADBPlus) van [O] BVBA ( [Q] BVBA) contantnota’s staan vermeld;
- dat de bedragen en de data van deze contantnota’s overeenstemmen met de bedragen en data van het verkoopoverzicht (D-028);
- dat het totaal van het verkoopoverzicht (D-028) overeenstemt met het saldo van het overzicht openstaande vorderingen (D-034);
- dat er fysiek een contantnota (D-018A) is aangetroffen die qua lay-out identiek is aan gegevens uit computerbestanden (ADBplus / D-026) waarin contantnota’s staan vermeld,
en
- gelet op de verklaring van [R] (R-1-002D), dat er een zwart boekhoudsysteem (middels het softwarepakket ADBplus) was waarin verkopen werden geregistreerd aan de hand van contantnota’s,
komt naar voren dat [O] BVBA goederen zwart heeft verkocht aan [M] middels contantnota’s.
Uit het onderzoek van de Belastingdienst komt naar voren dat in de administratie van [M] geen contantnota’s zijn aangetroffen. De zwarte verkopen van [O] aan [M] zijn niet verwerkt in de administratie van [M] .
Hierdoor bestaat het vermoeden dat bij [M] te [plaats 1] over de jaren 2005 tot en met 2007 de volgende bedragen aan inkopen, zijnde de leveringen volgens de contantnota’s, buiten de administratie zijn gebleven en daarmee niet zijn verantwoord als inkopen in de boekhouding:
[M]
2005 genummerde contantnota’s voor een
totaalbedrag van € 195.179,75 (D-022)
2006 genummerde contantnota’s voor een
totaalbedrag van € 154.548,10 (D-022)
2007 genummerde contantnota’s voor een
totaalbedrag van € 111.669,16 (D-022)
2007 ongenummerde contantnota’s voor een
totaalbedrag van € 20.800,00 (D-022/D-026)
Totaal € 482.197,01”
Ten aanzien van vof [N] BV is een vergelijkbaar proces-verbaal opgemaakt met kenmerk 1B-OPV .
Bij onherroepelijk vonnis van 12 augustus 2014 van de Rechtbank Oost-Brabant, parketnr. [nummer 3] , is belanghebbende als feitelijk leidinggevende van v.o.f. [K] en [K] BV strafrechtelijk veroordeeld. Het volgende is door de Rechtbank Oost-Brabant overwogen:
“Bewijsoverweging.
De raadsman heeft op de gronden als verwoord in de door hem overgelegde pleitnota aangevoerd dat het bewijs te mager is om tot een bewezenverklaring van de feiten te komen en heeft geconcludeerd tot vrijspraak.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank de feiten bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende. Op grond van de stukken - met name de stukken uit het Belgische onderzoek, waaronder de verklaring van [R] en de “zwarte” boekhouding van [O] , waarbij zwarte contantnota’s met betrekking tot de bedrijven van verdachte [M/K] en [N] zijn aangetroffen - gaat de rechtbank ervan uit dat er wel degelijk zwarte inkopen van meelproducten door [O] aan de bedrijven van verdachte hebben plaatsgevonden. De rechtbank hecht mede in het licht van voornoemde stukken geen waarde aan de vele jaren later afgelegde verklaring van [R] bij de rechter-commissaris dat hij nooit zwart meel aan bedrijven in Nederland doorverkocht, welke verklaring evident in strijd is met deze, door hemzelf bijgehouden ‘zwarte’ boekhouding.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat
1.
V.o.f. [M/K] , verder te noemen “de V.o.f.”, in de periode van 23 februari 2005 tot 18 maart 2011, in de gemeente [plaats 1] , meermalen, telkens een deel van de bedrijfsadministratie van de V.o.f -zijnde dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd telkens een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt en doen opmaken, immers heeft de V.o.f. toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- telkens in dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd niet opgenomen en verwerkt, contantnota's ter zake de inkoop van meel en/of meelproducten en/of bakkerijproducten (bij [O/P] BVBA of [Q] BVBA), zulks terwijl die inkopen in werkelijkheid telkens wel hadden plaatsgehad, zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[M/K] B.V. , verder te noemen “de B.V.” in de periode van 23 mei 2006 tot 18 maart 2011, in de gemeente [plaats 1] , meermalen, telkens een deel van de bedrijfsadministratie van de B.V., -zijnde dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd telkens een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt en doen opmaken, immers heeft de B.V. toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid –zakelijk weergegeven- in dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd telkens niet opgenomen en verwerkt, contantnota’s ter zake de inkoop van meel en/of meelproducten en/of bakkerijproducten (bij [O/P] BVBA of [Q] BVBA), zulks terwijl die inkopen in werkelijkheid telkens wel hadden plaatsgehad, zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;”.
Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek heeft de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij zowel vof [K] en [K] BV als bij vof [N] en [N] BV (zie 2.3). De bevindingen van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur neergelegd in een rapport van 28 februari 2012. De bevindingen uit het rapport bij vof [K] en [K] BV zijn hierna weergegeven onder 2.7.1 t/m 2.7.3 en de bevindingen bij vof [N] en [N] BV zijn weergegeven onder 2.7.4 hierna.
Bij vof [K] en [K] BV wordt 90% van de omzet contant ontvangen. In 2005 komen er op een 9-tal momenten negatieve kassen voor, waarbij de hoogste € 11.465 bedraagt. In 2006 komen er op een 25-tal momenten negatieve kassen voor, waarbij de hoogste € 18.907 bedraagt. In 2007 zijn op vier momenten negatieve kassen geconstateerd, waarvan de hoogste € 16.990 bedraagt. Daarnaast komen er in 2007 heel hoge kassaldi in de administratie voor.
Er zijn inconsistenties geconstateerd tussen de totale hoeveelheid ingekochte meel/bloem en de behaalde omzet uit die meel/bloem. Dat blijkt onder meer uit het onderstaande overzicht:
Jaar |
2006 |
2007 |
2009 |
Inkopen meel/bloem (kg) |
733.475 |
686.610 |
628.605 |
Totale omzet bakproducten (€) |
879.824 |
978.900 |
1.090.837 |
De vof [K] en [K] BV voldeden niet aan hun administratieplicht in de zin van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), aangezien:
- er geen deugdelijke kasadministratie is bijgehouden;
- de voorraad per 31 december van elk jaar werd geschat;
- de debiteurenadministratie niet klopte;
- de loonadministratie onvolledig was en personeel geld heeft ontvangen dat niet is verloond;
- de brutowinstpercentages onverklaarbaar te veel afwijken van de branchegegevens;
- er niet is voldaan aan de bewaarplicht.
Bij vof [N] en [N] BV heeft de Inspecteur het volgende geconstateerd:
- er is geen sprake van een deugdelijke kasadministratie. In de periode 2005-2009 komen er diverse negatieve kassen voor. In 2005 is 4 keer een negatieve kas geconstateerd. In 2006 is 33 keer een negatieve kas geconstateerd. Op 27 december 2006 bedroeg het negatieve kassaldo € 12.339. In 2007 is 9 keer een negatieve kas geconstateerd;- niet alle inkopen werden in de administratie verwerkt;
- de voorraad werd geschat;
- de loonadministratie was onvolledig en personeel heeft geld ontvangen dat niet is verloond;
- er is niet voldaan aan de bewaarplicht met betrekking tot de dagelijkse lijst waarop stond welke en hoeveel broden er gebakken moesten worden en de afleverbonnen van meelontvangsten.
Belanghebbende heeft aangiften IB/PVV 2005, 2006, 2007 en 2009 ingediend naar (voor zover hier van belang) een belastbaar inkomen uit werk en woning in 2005 van € 69.359, en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil voor de jaren 2006 t/m 2009. De aanslagen IB/PVV zijn – vóór de start van het onderzoek bij belanghebbende – conform de ingediende aangiften vastgesteld.
De Inspecteur heeft naar aanleiding van het voormelde strafrechtelijk onderzoek en de bevindingen uit het boekenonderzoek de belastbare winst van [K] BV als volgt gecorrigeerd:
Jaar |
2006 |
2007 |
2009 |
Totale inkoop volgens jaarstukken |
415.266 |
461.269 |
495.115 |
Zwarte inkopen |
154.548 |
132.469 |
|
Totale inkopen |
569.814 |
593.738 |
495.115 |
minus inkoop kant en klaar product |
59.340 |
99.366 |
155.335 |
Inkoop bakproducten =100% |
510.474 |
494.372 |
339.780 |
brutowinst bakproducten =300% |
1.531.422 |
1.483.116 |
1.019.340 |
brutowinst kant en klaar product |
21.743 |
40.048 |
78.584 |
Totale brutowinst |
1.553.165 |
1.523.164 |
1.097.924 |
minus brutowinst volgens jaarstukken |
546.743 |
657.044 |
829.641 |
Correctie winst |
1.006.422 |
866.120 |
268.283 |
De belastbare winst van [N] BV is - volgens het rapport dat voor die vennootschap is opgesteld - voor de jaren 2006 en 2007 verhoogd met respectievelijk
€ 42.788 en € 58.943.
In het rapport van het boekenonderzoek betreffende belanghebbende zijn de belastbare inkomens voor de IB/PVV als volgt gecorrigeerd:
2005 |
|
vastgesteld inkomen box 1 |
€ 69.414 |
bij: correctie Vof [N] |
€ 81.924 |
bij: correctie Vof [K] |
€ 532.977 |
gecorrigeerd inkomen in box 1 |
€ 684.315 |
2006 |
2007 |
2009 |
|
aangegeven voordeel uit aanmerkelijk belang |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
bij: correctie [N] BV |
€ 41.442 |
€ 42.321 |
|
bij: correctie [K] BV |
€ 503.212 |
€ 433.060 |
€ 134.143 |
gecorrigeerd inkomen box 2 |
€ 544.654 |
€ 475.381 |
€ 134.143 |
De Inspecteur heeft vervolgens onderstaande navorderingsaanslagen IB/PVV vastgesteld:
2005: belastbaar inkomen uit werk en woning: € 608.754;
2006: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang: € 581.351;
2007: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang: € 565.497;
2009: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang: € 134.132.
Er zijn geen boeten opgelegd in verband met samenloop met de jegens belanghebbende gevoerde strafrechtelijke procedure.
Bij uitspraken op bezwaar zijn de navorderingsaanslagen IB/PVV 2005, 2006 en 2007 gehandhaafd en is het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
Ter zitting bij de Rechtbank heeft de Inspecteur verklaard dat de navorderingsaanslagen hadden moeten worden opgelegd naar de onder 2.9 vermelde bedragen en dat het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang over de jaren 2006 en 2007 dient te worden gehalveerd in verband met het bepaalde in artikel 2.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De Rechtbank heeft de navorderingsaanslagen over de jaren 2006 en 2007 dienovereenkomstig verminderd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 terecht niet‑ontvankelijk verklaard?
II. Zijn de navorderingsaanslagen, zoals deze door de Rechtbank zijn vastgesteld, terecht en naar de juiste bedragen opgelegd? Daarbij is in het bijzonder in geschil of er grond is voor omkering en verzwaring van de bewijslast.
III. Heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn?
Belanghebbende is van mening dat de eerste en tweede vraag ontkennend en de derde vraag bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en van de navorderingsaanslagen en beschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.