Hoge Raad, 20-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1994, 19/00130
Hoge Raad, 20-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1994, 19/00130
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 december 2019
- Datum publicatie
- 20 december 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1994
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:5004
- Zaaknummer
- 19/00130
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/00130
Datum 20 december 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2018, nrs. 17/00434 tot en met 17/00437, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/2391 tot en met BRE 15/2393 en BRE 15/7694) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2005, 2006, 2007 en 2009 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.