Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5161, 16/00190
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5161, 16/00190
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 december 2018
- Datum publicatie
- 9 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:5161
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2016:1473, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:51
- Zaaknummer
- 16/00190
- Relevante informatie
- Wet op de accijns [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-01-2025] art. 2e
Inhoudsindicatie
Art. 2e, lid 2 Wet op de accijns. Art. 33 Richtlijn 2008/118/EG van de raad van 16 december 2008
houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG.
Belanghebbende is een particulier die tabaksproducten, voorzien van accijnszegels van Luxemburg, heeft laten vervoeren vanuit een andere lidstaat naar Nederland; en die deze tabaksproducten niet voor eigen behoeften heeft verkregen. In Nederland kan geen accijns van belanghebbende worden geheven; volstaan moet worden met de in Luxemburg geheven accijns.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/00190
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 4 maart 2016, nummer BRE 15/1941, in het geding tussen
belanghebbende,
en
hierna: de Inspecteur,
hierna: de Staat,
betreffende de hierna te noemen naheffingsaanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor de dag 10 april 2014 onder nummer [aanslagnummer] met dagtekening 10 september 2014 een naheffingsaanslag in de accijns opgelegd naar een bedrag van € 4.382. Deze naheffingsaanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 167. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 251. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 1 juni 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van [de echtgenote] (hierna: de echtgenote), [de schoonzus] (hierna: de schoonzus) en [de schoonvader] (hierna: de schoonvader), alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt (waarbij de Inspecteur is aangeduid met inspecteur):
Bij een doorzoeking in de woning van belanghebbende aan de [adres] te [woonplaats] , zijn op 10 april 2014 door de Douane grote hoeveelheden tabaksproducten in de woning, garage en in de auto aangetroffen, waaronder 6.640 sigaretten en 38.720 gram rooktabak. De rooktabak was voorzien van Luxemburgse accijnszegels, met uitzondering van 68 pakjes rooktabak. De tabaksproducten zijn in beslag genomen door de Douane.
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek zijn belanghebbende en zijn echtgenote [Hof: op 10 juni 2014] gehoord. Blijkens het proces-verbaal met nummer [nummer 1] heeft belanghebbende tijdens het verhoor onder meer het volgende verklaard:
‘De sigaretten en tabak die u hebt aangetroffen worden in gedeeltes gebracht. Dat gebeurt meestal als ik niet thuis ben. Wanneer de laatste keer was weet ik niet. Volgens wordt het altijd gebracht. Mijn vrouw regelt het meestal omdat ik werken ben. (…) Ik sta daar volledig buiten. (…) Ik weet niet door wie de spullen gebracht worden. Ik rook ongeveer 1 pakje shag per 1,5 – 2 dagen en tussendoor sigaretten. Ik rook alle merken (…). We doen dit nu ongeveer een half jaar tot een jaar.
(…)
Ik had de sigaretten niet in huis om te verkopen en ook niet om ze in voorraad te houden voor iemand anders.
(…)
Ik weet niet of mijn vrouw misschien zelf de sigaretten heeft opgehaald. Zij heeft een Peugeot waarin ze zelf rijdt maar daarin rijden ook anderen, nl. ik zelf en die vriend die bij ons woont. (…) Of hij iets met de sigaretten te maken heeft, weet ik niet. Hij rookt volgens mij niet, tenminste niet als ik erbij ben.’
Uit het proces-verbaal met nummer [nummer 2] blijkt dat zijn echtgenote onder meer het volgende heeft verklaard:
‘De sigaretten en tabak die u hebt aangetroffen lagen al soms een half jaar in de woning. Deze zijn in gedeeltes gebracht door een vriend van mij. Soms brengt hij twee sloffen en soms vier. (…) Wie de vriend is zeg ik niet. De pakjes shag waar geen zegel op zit en geen prijs op staat is rotzooi. Ik heb daarvoor 50 euro per slof betaald. Ik heb die in een café opgedaan tijdens carnaval. (…) Ik koop de sigaretten niet in Nederland in de winkel omdat dit te duur is. Het prijsverschil is ongeveer twee euro per pakje. Op de pakjes staat dat ze uit Luxemburg komen. Er staat een L op dus ik neem aan dat dit Luxemburg is. Waar de vriend de sigaretten haalt weet ik niet. (…) Ik rook ongeveer een pakje per dag. Zowel sigaretten als shag. (…) Alle merken die u hebt aangetroffen (…) rook ik zelf. (…) Mijn man rookt alles wat er ligt.
(…)
Ik wil de naam van de vriend die de sigaretten brengt niet noemen omdat ik geen matennaaier ben. (…)
Ik heb de sigaretten niet zelf gehaald.
(…)
De sigaretten heb ik voor niemand anders voorradig en ik verkoop ze ook voor niemand. (…) Ik ben niet bang om namen te noemen maar ze zijn gewoon van mij. Ik rook ongeveer 1,5 pakje per dag en mijn man rookt meer.’
In verband met de aangetroffen tabaksproducten heeft de inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 1.166 aan accijns op sigaretten en € 3.216 aan accijns op rooktabak, in totaal € 4.382.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. In het bezwaarschrift wordt niet teruggekomen op de in 2.2 vermelde verklaringen over de herkomst van de tabaksproducten.
Bij e-mail van 13 februari 2015 geeft de (toenmalige) advocaat van belanghebbende een aanvulling op het bezwaarschrift. Deze aanvulling houdt – voor zover van belang – het volgende in:
‘Cliënt heeft de goederen die bij hem thuis zijn aangetroffen alleen voor eigen gebruik voor handen gehad, niet in voorraad voor een ander of voor verkoop. Cliënt haalt de goederen niet altijd zelf, maar hij zorgt er wel voor dat hij, of degene die de goederen meebrengt, per rit nooit meer dan 800 sigaretten en 1 kilo tabak meebrengt per persoon.
(…)
Cliënt en zijn vrouw roken veel en zij, althans degene die de goederen voor hen meenemen, komen regelmatig, tot wel twee keer per week, in Luxemburg. Dat verklaart de relatief grote hoeveelheden die bij cliënt zijn aangetroffen.’
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd.
In het beroepschrift stelt belanghebbende onder meer:
‘Ik lees nu terug dat ik verklaard zou hebben dat de tabaksproducten in gedeeltes werden gebracht. Ik heb dit niet verklaard. Er werd mij gevraagd of de tabaksproducten in gedeeltes werden gebracht en daar heb ik op geantwoord dat dit zou kunnen, maar dat ik het niet weet omdat ik overdag altijd ben werken en me daar niet mee bezig houd. Daarnaast werd mij gevraagd wie de tabaksproducten bracht en daarop heb ik ook geantwoord dat ik dat niet weet.
(…)
Mijn vrouw heeft verklaard dat de sigaretten in gedeeltes werden gebracht door een vriend. Zij doelde daarmee op onze huisgenoot, hij komt regelmatig in Duitsland en Luxemburg en neemt dan een aantal sloffen mee (voor eigen gebruik). Soms rijdt mijn vrouw met hem mee voor de gezelligheid en dan nemen ze allebei een aantal sloffen mee (voor eigen gebruik).
Mijn vrouw heeft verklaard de sigaretten niet zelf te hebben gehaald. Als ze boodschappen gingen doen in Duitsland of Luxemburg reed zij altijd met iemand mee. Mijn vrouw heeft de naam van onze huisgenoot niet genoemd tijdens het verhoor, omdat ze bang was dat hij ook een boete zou krijgen.’
Het proces-verbaal van de zitting vermeldt onder meer het volgende:
‘De schoonvader verklaart:
Ik heb een tegelzettersbedrijf in Nederland en ik werk voor winkelketens in Luxemburg, Frankrijk en België. Ik ben ongeveer 2 a 3 keer per week in Luxemburg. Mijn dochter rijdt gemiddeld 3 keer per maand mee. Zij gaat dan winkelen en neemt spullen mee. De Douane heeft aangegeven dat je voor eigen gebruik accijnsgoederen mag meenemen. Wij hebben accijnsgoederen meegenomen en zijn ons van geen kwaad bewust. Wij hebben de Douane ook netjes in de woning binnengelaten. Ik heb de Douane aangewezen waar alle tabak stond.
De echtgenote verklaart:
Ik rijd regelmatig met mijn schoonvader mee. Ik weet niet precies hoe vaak; ik schat zo’n 3 keer in de maand.
(…)
Belanghebbende verklaart:
Een deel is gebracht. Ik verkocht de tabak niet aan vrienden.
(…)
In antwoord op de vraag van de rechtbank verklaart belanghebbende:
Wij roken 1,5 pakje per persoon per dag. Mijn echtgenote rijdt al vanaf 2013 mee met haar vader.
(…)
De echtgenote verklaart:
Toen ik zwanger was, reed ik ook met mijn vader mee. (…) Na de bevalling bleef ons kind bij oma, als ik met mijn vader meereed.’
In aanvulling op de door de Rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast (waarbij het Hof de nummering van de Rechtbank vervolgt):
In het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep is onder meer het volgende vermeld:
‘ De schoonzus
In april 2014 is de douane de woning van mijn zusje [griffier: echtgenote van belanghebbende] binnengevallen. Zij is hiervan erg geschrokken. Er werd gezegd dat er sprake was van verdenking van handel in sigaretten. Alle aanwezige rookwaar werd in beslag genomen. Tijdens de eerste verhoren is verklaard dat de rookwaar werd gebracht. In een latere fase is verklaard dat de rookwaar zelf is gehaald. Mijn zusje is meegereden met een huisvriend en haar vader. De verklaringen van 10 juni 2014 wijken af, omdat mijn zusje en haar man toen bang waren. Er is geen sprake van (in opdracht) laten vervoeren.
(…)
De voorzitter citeert de 2e, 7e en 9e alinea van de op 10 juni 2014 door belanghebbende afgelegde verklaring. [Hof: geciteerd onder 2.2.]
De schoonzus
Zoals het op papier staat, lijkt het een verklaring. De woorden worden je echter in de mond gelegd. Het is maar net hoe je het leest.
Hof
Bij de Rechtbank is verklaard dat belanghebbendes echtgenote erbij was toen de rookwaar werd gehaald. Wie heeft dat verklaard?
De echtgenote
Dat heb ik zelf gezegd.
Hof
Uit uw verklaring volgt dat toen u zwanger was, u bleef meerijden en roken. Heeft u nog iets toe te voegen aan die verklaring?
[Hof: er werd niets toegevoegd]
(…)
De echtgenote
Ik ben bij het tweede verhoor onder druk gezet. Ik wilde geen verklaring afleggen. Ik zei ‘misschien’, maar dat werd opgeschreven als ‘nee’. Toen ik aangaf dat op papier iets anders stond dan wat ik had gezegd, werd ik onder druk gezet. Als ik niet akkoord ging, moest de boete gelijk worden betaald.
(…)
De schoonvader
Bij de tankstations in Luxemburg kon je destijds niet met een pinpas betalen. Er kon alleen contant geld worden opgenomen bij een pinautomaat. Als we klaar waren met winkelen, gingen we nog sigaretten halen bij het tankstation. (…)’.
Relevante regelgeving
De Wet op de accijns (tekst 2014; hierna: de Wet) luidt voor zover van belang als volgt:
‘Artikel 1
1. Onder de naam accijns wordt een belasting geheven van:
(…)
f. tabaksprodukten.
2. De accijns wordt verschuldigd ter zake van de uitslag tot verbruik van de in het eerste lid bedoelde goederen.
Artikel 2
1. In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder uitslag tot verbruik:
(…)
b. het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Unierecht en de nationale wetgeving;
(…)
Artikel 2d
1. Ter zake van door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf vanuit een andere lidstaat naar Nederland vervoerde accijnsgoederen wordt geen accijns verschuldigd.
2. Indien de hoeveelheid accijnsgoederen een bij ministeriële regeling vastgestelde hoeveelheid overschrijdt, worden de goederen geacht anders dan voor eigen behoeften voorhanden te worden gehouden, tenzij het tegendeel wordt aangetoond.
3. Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het door de particulier, bedoeld in het eerste lid, voorhanden hebben van voor eigen behoeften verkregen accijnsgoederen, die hij heeft laten vervoeren vanuit een andere lidstaat naar Nederland.
(…)
Artikel 2e
1. Onverminderd artikel 2f wordt als uitslag tot verbruik mede aangemerkt het in Nederland, om aldaar te worden geleverd of gebruikt, voor commerciële doeleinden voorhanden hebben van accijnsgoederen die in een andere lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder voor commerciële doeleinden voorhanden hebben verstaan het voorhanden hebben van accijnsgoederen door anderen dan particulieren of het voorhanden hebben door een particulier anders dan voor eigen behoeften van door hem vervoerde accijnsgoederen als bedoeld in artikel 2d, tweede lid.
(…)
Artikel 2f
1. Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het kopen door een in Nederland gevestigde persoon, niet zijnde een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats, een geregistreerde geadresseerde of een zelfstandig bedrijf, van in een andere lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen, die door de in een andere lidstaat gevestigde verkoper of voor diens rekening direct of indirect naar Nederland worden verzonden of vervoerd.
(…)
Artikel 51
1. De accijns wordt geheven van:
(…)
b. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel b: de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft en enig andere persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is;
(…)
f. bij toepassing van artikel 2d, derde lid: de particulier, bedoeld in artikel 2d, derde lid;
(…)
h. bij toepassing van artikel 2e, eerste lid: de persoon die de levering verricht, die de voor levering bestemde goederen voorhanden heeft of aan wie de goederen worden geleverd in Nederland, of de particulier, bedoeld in artikel 2e, tweede lid;
i. bij toepassing van artikel 2f, eerste lid: de door de verkoper, bedoeld in artikel 2f, eerste lid, aangewezen fiscaal vertegenwoordiger;
(…)
3. Indien er voor eenzelfde accijnsschuld verscheidene schuldenaren zijn, zijn zij hoofdelijk tot betaling van deze schuld gehouden.
(…)
Artikel 73
1. Tabaksproducten moeten bij de uitslag tot verbruik zijn voorzien van het voor het desbetreffende tabaksproduct voorgeschreven accijnszegel. De accijnszegels zijn staatseigendom.
(…)
3 Bij ministeriële regeling kunnen, onder daarbij te stellen voorwaarden, gevallen worden aangewezen waarin het eerste lid niet van toepassing is.’.
De Uitvoeringsregeling accijns luidt voor zover van belang als volgt:
‘Artikel 3a van de Uitvoeringsregeling accijns
De hoeveelheden, bedoeld in artikel 2d, tweede lid, van de wet, bedragen voor:
(…)
e. sigaretten: 800 stuks;
(…)
h. rooktabak: 1 kg.
(…)
Artikel 36
In afwijking van artikel 73, eerste lid van de wet, hoeven tabaksproducten niet te zijn voorzien van accijnszegels als die tabaksproducten:
a. door particulieren als bedoeld in artikel 2d, eerste lid van de wet, voor eigen behoefte door henzelf vanuit een lidstaat naar Nederland worden vervoerd;
b. deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers en door henzelf voor eigen behoeften vanuit een derde land of derdelandsgebied worden meegenomen;
(…)’.
De Richtlijn 2008/118/EG van de raad van 16 december 2008
houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 009, 14.1.2009, p.12; hierna: Accijnsrichtlijn) luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:
‘(27) De accijns ter zake van door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf naar een andere lidstaat vervoerde accijnsgoederen moet volgens het voor de interne markt geldende beginsel uitsluitend worden geheven in de lidstaat van verkrijging.
(28) Indien in een lidstaat tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen in een andere lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden, moet worden vastgesteld of in die tweede lidstaat accijns verschuldigd is. Te dien einde moet in het bijzonder worden bepaald wat onder commerciële doeleinden moet worden verstaan.
(…)
Artikel 7
1. De accijns wordt verschuldigd op het tijdstip en in de lidstaat van de uitslag tot verbruik.
2. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder uitslag tot verbruik verstaan:
(…)
b) het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving;
(…)
Artikel 8
1. De tot voldoening van de verschuldigd geworden accijns gehouden persoon is:
(…)
b) met betrekking tot het voorhanden hebben van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 7, lid 2, onder b): de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft en enig ander persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is;
(…)
HOOFDSTUK V
OVERBRENGING VAN ACCIJNSGOEDEREN EN ACCIJNSHEFFING NA UITSLAG TOT VERBRUIK
AFDELING 1
Verkrijging door particulieren
Artikel 32
1. De accijns ter zake van door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf naar een andere lidstaat vervoerde accijnsgoederen wordt uitsluitend geheven in de lidstaat van verkrijging.
2. Om vast te stellen of de in lid 1 bedoelde accijnsgoederen voor eigen behoeften van particulieren bestemd zijn, houden de lidstaten rekening met ten minste de volgende elementen:
a. a) de commerciële status en de beweegredenen van degene die de accijnsgoederen voorhanden heeft;
b) de plaats waar de accijnsgoederen zich bevinden of, in voorkomend geval, de gebruikte wijze van vervoer;
c) elk document betreffende de accijnsgoederen;
d) de aard van de accijnsgoederen;
e) de hoeveelheid accijnsgoederen.
3. Voor de toepassing van lid 2, onder e), kunnen de lidstaten, uitsluitend als bewijselement, indicatieve niveaus vaststellen. Deze indicatieve niveaus mogen niet lager zijn dan:
a. a) voor tabaksproducten:
— sigaretten: 800 stuks
— (…)
— rooktabak: 1,0 kg;
(…)
AFDELING 2
Voorhanden hebben in een andere lidstaat
Artikel 33
1. Onverminderd artikel 36, lid 1, zijn accijnsgoederen die, nadat zij reeds in een lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen, voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden in een andere lidstaat om er te worden geleverd of gebruikt, aan accijns onderworpen en wordt de accijns verschuldigd in die andere lidstaat.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „voor commerciële doeleinden voorhanden hebben” verstaan het voorhanden hebben van accijnsgoederen door anderen dan particulieren of het voorhanden hebben door een particulier anders dan voor eigen behoeften van door hem vervoerde accijnsgoederen, overeenkomstig artikel 32.
(…)
3. De tot voldoening van de verschuldigd geworden accijns gehouden persoon is, naar gelang de in lid 1 bedoelde gevallen, de persoon die de levering verricht, die de voor levering bestemde goederen voorhanden heeft of aan wie de goederen worden geleverd in de andere lidstaat.
4. Onverminderd artikel 38 worden in een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen die binnen de Gemeenschap voor commerciële doeleinden worden overgebracht, niet geacht voor die doeleinden voorhanden te worden gehouden totdat zij de lidstaat van bestemming hebben bereikt, op voorwaarde dat de overbrenging geschiedt overeenkomstig de formaliteiten van artikel 34.
(…)
Artikel 34
1. In de in artikel 33, lid 1, bedoelde situaties vinden overbrengingen van accijnsgoederen tussen de grondgebieden van de verschillende lidstaten plaats onder dekking van een geleidedocument, waarin de voornaamste punten van het in artikel 21, lid 1, bedoelde document vermeld staan.
(…)
AFDELING 3
Afstandsverkopen
Artikel 36
1. In een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen die door een in een andere lidstaat gevestigde persoon, anders dan een erkend entrepothouder, een geregistreerde geadresseerde of een zelfstandig bedrijf, worden gekocht en door de verkoper of voor diens rekening rechtstreeks of onrechtstreeks naar een andere lidstaat worden verzonden of vervoerd, worden aan de accijns onderworpen in de lidstaat van bestemming.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „lidstaat van bestemming” verstaan de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer.
(…)
3. De verkoper is de tot voldoening van de accijns in de lidstaat van bestemming gehouden persoon.
(…)’.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende terecht de naheffingsaanslag accijns is opgelegd.
Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
I. Heeft belanghebbende de tabaksproducten zelf vervoerd of laten vervoeren?
II. Waren de tabaksproducten voor eigen behoeften van belanghebbende?
Belanghebbende is van mening dat vraag I aldus moet worden beantwoord, dat hij zelf heeft vervoerd. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Belanghebbende is van mening dat vraag II aldus moet worden beantwoord, dat de tabaksproducten voor eigen behoeften van belanghebbende waren. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
De berekening van de naheffingsaanslag als zodanig is niet in geschil.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.