Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5410, 18/00380 tot en met 18/00391

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5410, 18/00380 tot en met 18/00391

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 december 2018
Datum publicatie
13 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:5410
Formele relaties
Zaaknummer
18/00380 tot en met 18/00391
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 13bis, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Rome, 25-03-1957 [Tekst geldig vanaf 01-07-2013] art. 110

Inhoudsindicatie

LH. Belanghebbende heeft van zijn werkgever een personenauto ter beschikking gesteld gekregen, mede voor privédoeleinden. De werkgever heeft ter zake van het privégebruik loonheffingen ingehouden in verband met het autokostenforfait van art. 13bis Wet LB. In geschil is of de bijtelling wegens privé-gebruik in strijd is met art. 110 VWEU. Er is sprake van een zuiver binnenlandse situatie, waarop art. 110 VWEU niet van toepassing is.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 18/00380 tot en met 18/00391

Uitspraak op de hoger beroepen van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 8 juni 2018, nummer BRE 17/4270, 17/7531 tot en met 17/7534, 17/7536 tot en met 17/7540, 17/7542 en 17/7543, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde afdrachten op aangifte.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbendes werkgever heeft ter zake van de hierna vermelde tijdvakken loonheffingen op aangifte afgedragen in verband met een aan belanghebbende ter beschikking gestelde personenauto:

Zaaknummer Rechtbank /Hof

Aangiftetijdvak

Merk en type auto

17/7531 18/00381

September 2016

Renault Clio

17/4270 18/00380

Oktober 2016

Renault Clio

17/7532 18/00382

November 2016

Renault Clio/Mini Cooper D

17/7533 18/00383

December 2016

Mini Cooper D

17/7534 18/00384

Januari 2017

Mini Cooper D

17/7536 18/00385

Februari 2017

Mini Cooper D

17/7537 18/00386

Maart 2017

Mini Cooper D

17/7538 18/00387

April 2017

Mini Cooper D

17/7539 18/00388

Mei 2017

Mini Cooper D

17/7540 18/00389

Juni 2017

Mini Cooper D

17/7542 18/00390

Juli 2017

Mini Cooper D

17/7543 18/00391

Augustus 2017

Mini Cooper D

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de ingehouden en op aangifte afgedragen loonheffingen. De Inspecteur heeft bij uitspraken de bezwaren betreffende de tijdvakken september 2016, december 2016, januari 2017 en juni 2017 niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren betreffende de overige tijdvakken ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep betreffende de zaak nummer 17/7531 (Hofkenmerk 18/00381; tijdvak september 2016) gegrond verklaard; de uitspraak op bezwaar met betrekking tot het tijdvak september 2016 vernietigd; het bezwaar met betrekking tot dat tijdvak ongegrond verklaard; de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van € 501; gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan haar vergoedt; en de beroepen betreffende de overige tijdvakken ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 21 november 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, haar gemachtigde de heer [A] , adviseur te [plaats 2] , bijgestaan door mevrouw [B] , vergezeld van de heer [C] als toehoorder, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [D] en [E] .

1.5.

Belanghebbende heeft voor de zitting (op 30 oktober 2018 en nogmaals op 20 november 2018) een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.6.

De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is in de onderhavige tijdvakken in dienstbetrekking werkzaam bij [bedrijf] B.V. (hierna: de werkgever). De werkgever heeft aan belanghebbende in de onderhavige tijdvakken een personenauto ter beschikking gesteld (ook voor privédoeleinden): gedurende de tijdvakken september 2016, oktober 2016 en een gedeelte van november 2016 een Renault Clio (hierna: de Renault); gedurende een ander gedeelte van het tijdvak november 2016 en gedurende de overige tijdvakken een Mini Cooper D (hierna: de Mini).

2.2.

De werkgever heeft ter zake van het privé gebruik van de auto’s, per tijdvak, loonheffing ingehouden in verband met het zogenoemde autokostenforfait van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB).

2.3.

De Renault is op 27 december 2013 in het Nederlandse kentekenregister ingeschreven en is eveneens op dezelfde datum voor het eerst toegelaten tot de openbare weg. De werkgever heeft deze auto destijds in nieuwstaat geleaset.

De Mini is op 7 november 2014 in het Nederlandse kentekenregister ingeschreven en is eveneens op dezelfde datum eerst toegelaten tot de openbare weg in Nederland. De werkgever heeft de Mini in gebruikte staat gekocht, toen deze auto twee jaar oud was.

In het tijdvak november 2016 is belanghebbende van auto gewisseld.

2.4.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in 2.2 vermelde ingehouden loonheffing. De Inspecteur heeft de bezwaren over de tijdvakken september 2016, december 2016, januari 2017 en juni 2017 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

2.5.

De Inspecteur heeft in het verweerschrift bij de Rechtbank geconcludeerd, dat het bezwaarschrift met betrekking tot het tijdvak september 2016 wel tijdig is ingediend en dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De Rechtbank heeft het beroep in zaaknummer 17/7531 (Hofkenmerk 18/00381) om deze reden gegrond verklaard.

2.6.

Ter zitting van de Rechtbank heeft belanghebbendes gemachtigde verklaard te berusten in de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren betreffende de tijdvakken december 2016, januari 2017 en juni 2017. De beroepen in zaaknummers 17/7533, 17/7534 en 17/7540 (Hofkenmerk 18/00383, respectievelijk 18/00384 en 18/00389) zijn daarom door de Rechtbank ongegrond verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:

Is de bijtelling wegens privégebruik auto op grond van artikel 13bis van de Wet LB in strijd met artikel 110 VWEU?

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Ter zitting van het Hof heeft belanghebbendes gemachtigde bevestigd, dat de hoger beroepen in de zaken met Hofkenmerk 18/00383, respectievelijk 18/00384 en 18/00389, gelet op zijn verklaring bij de Rechtbank, ongegrond dienen te worden verklaard (zie 2.6).

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van de hoger beroepen in de zaken 18/00383, 18/00384 en 18/00389; tot gegrondverklaring van het hoger beroep in de overige zaken, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar in die zaken, en tot teruggaaf van de teveel ingehouden en afgedragen loonheffing in de desbetreffende tijdvakken.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing