Hoge Raad, 13-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1321, 19/00208
Hoge Raad, 13-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1321, 19/00208
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 september 2019
- Datum publicatie
- 13 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1321
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:5410
- Zaaknummer
- 19/00208
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/00208
Datum 13 september 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 december 2018, nrs. 18/00380 tot en met 18/00391, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/4270, 17/7531 tot en met 17/7534, 17/7536 t/m 17/7540, 17/7542 en 17/7543 betreffende de van belanghebbende ingehouden bedragen aan loonheffing over de tijdvakken september 2016 tot en met augustus 2017.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.