Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:663, 16/03834 en 16/03835
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:663, 16/03834 en 16/03835
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 februari 2018
- Datum publicatie
- 13 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:663
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2016:5821, Overig
- Zaaknummer
- 16/03834 en 16/03835
- Relevante informatie
- Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 62b
Inhoudsindicatie
Bij de bestudering van de gedingstukken met het oog op het geplande onderzoek ter zitting is het Hof gebleken van betrokkenheid van een raadsheer-plaatsvervanger, die als zodanig optreedt bij het (team belastingrecht van het) Hof, bij de onderhavige zaken.
Gezien die betrokkenheid, brengt de behandeling van het onderwerpelijke hoger beroep door het Hof het risico met zich dat de objectief gerechtvaardigde vrees zou kunnen ontstaan dat het Hof niet onpartijdig is. Het Hof zal om die reden de zaak niet verder behandelen, maar de zaak ambtshalve, ter vermijding van de schijn van partijdigheid, met toepassing van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie, verwijzen naar een aangrenzend gerechtshof, in dit geval het gerechtshof Den Haag.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 16/03834 en 16/03835
Proces-verbaal van de mondelinge tussenuitspraak op het hoger beroep van:
de heer [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] (Australië), te dezer zake domicilie gekozen hebbende te [domicilie],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 16 september 2016, zaaknummers BRE 15/7049 en 15/7050, betreffende het geding tussen:
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
inzake de aan belanghebbende voor de jaren 2011 en 2012 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 8 februari 2018 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn partijen niet verschenen. De griffier heeft partijen bij brief van 22 januari 2018 namens de voorzitter van de behandelende meervoudige kamer medegedeeld dat partijen niet aanwezig hoeven te zijn bij het onderzoek ter zitting omdat, naar het voorlopige oordeel van het Hof, de zaken ter verdere behandeling en beslissing moeten worden verwezen naar een ander gerechtshof.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof onmiddellijk de volgende mondelinge tussenuitspraak gedaan.
Het Hof:
- verwijst de zaken in de stand waarin deze zich bevinden ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof Den Haag; en
- gelast de griffier het gehele procesdossier met een afschrift van deze uitspraak te zenden aan het gerechtshof Den Haag.
De gronden
1. Bij de bestudering van de gedingstukken met het oog op het geplande onderzoek ter zitting is het Hof gebleken van betrokkenheid van een raadsheer-plaatsvervanger, die als zodanig optreedt bij het (team belastingrecht van het) Hof, bij de onderhavige zaken.
2. Het Hof is van oordeel dat, gezien die betrokkenheid, de behandeling van het onderwerpelijke hoger beroep door het Hof het risico met zich brengt dat de objectief gerechtvaardigde vrees zou kunnen ontstaan dat het Hof niet onpartijdig is. Het Hof zal om die reden de zaak niet verder behandelen, maar de zaak ambtshalve, ter vermijding van de schijn van partijdigheid, met toepassing van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie, verwijzen naar een aangrenzend gerechtshof, in dit geval het gerechtshof Den Haag.
3. Uit al het vorenoverwogene volgt dat beslist moet worden als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door P.C. van der Vegt, voorzitter, P. Fortuin en H.J. Cosijn, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 15 februari 2018
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen tussenbeslissingen stelt de wet geen afzonderlijk, tussentijds beroep in cassatie dan wel een ander rechtsmiddel open (artikel 28, lid 5 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Tegen dergelijke beslissingen van de rechtbank of het gerechtshof kan slechts worden opgekomen tegelijkertijd met het hoger beroep respectievelijk het beroep in cassatie tegen de einduitspraak, zijnde de uitspraak waarbij het geding wordt afgedaan (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 14 september 2007, nr. 43 294, BNB 2008/51).