Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:745, 16/03956

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:745, 16/03956

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 februari 2018
Datum publicatie
15 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:745
Formele relaties
Zaaknummer
16/03956

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. De inspecteur heeft diverse door belanghebbende geclaimde aftrekposten terecht geweigerd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03956

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2016, nummer BRE 16/330, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikking belastingrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag IB/PVV 2013) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.317. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 165 aan belastingrente in rekening gebracht. De aanslag IB/PVV en de beschikking belastingrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag IB/PVV verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.426, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 1 februari 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, de heer [A] . Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 20 december 2017, met nummer [nummer] , aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting.

Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie.

Hieruit volgt dat de uitnodiging op 22 december 2017 op het door belanghebbende opgegeven adres is afgeleverd.

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende, geboren op [geboortedatum 1] 1958, is in het onderhavige jaar gehuwd met mevrouw [B] , geboren op [geboortedatum 2] 1960.

2.2.

Met dagtekening 15 januari 2013 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag IB/PVV 2013 opgelegd met een te ontvangen bedrag van € 1.883.

2.3.

Belanghebbende heeft op 22 februari 2014 zijn aangifte IB/PVV 2013 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.737. Belanghebbende heeft bij het doen van aangifte onder meer de volgende bedragen in aanmerking genomen:

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen (premies voor lijfrenten)

-/- € 699

Persoonsgebonden aftrek bestaande uit:

Specifieke zorgkosten

-/- € 2.700

Scholingsuitgaven

-/- € 950

Giften

-/- € 240

2.4.

Met dagtekening 23 mei 2014 is aan belanghebbende een nadere voorlopige aanslag IB/PVV 2013 opgelegd conform de ingediende aangifte. Het terug te ontvangen bedrag is daarbij verhoogd tot € 4.037.

2.5.

Met dagtekening 29 mei 2015 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2013 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.317. De Inspecteur heeft bij de aanslagoplegging onder meer de onder 2.3 vermelde bedragen aan uitgaven voor inkomensvoorzieningen en persoonsgebonden aftrek niet in aftrek toegestaan.

2.6.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2013. De Inspecteur heeft belanghebbende verzocht bewijsmiddelen te overleggen met betrekking tot de door hem geclaimde aftrekposten. Belanghebbende heeft bij schrijven van 9 december 2015 gereageerd op de verzoeken van de Inspecteur en enkele stukken overgelegd. De Inspecteur heeft met dagtekening 11 december 2015 uitspraken op bezwaar gedaan. De Inspecteur heeft hierbij geen rekening kunnen houden met de door belanghebbende ingediende stukken.

2.7.

Belanghebbende heeft bij zijn beroepschrift bij de Rechtbank een niet ondertekende brief met dagtekening 3 september 2015 overgelegd met als onderwerp: “Betreft: in gebrekestelling ivm niet tijdig beslissen op bezwaarschrift”.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I: Heeft belanghebbende recht op aftrek van uitgaven voor inkomensvoorzieningen?

II: Heeft belanghebbende recht op de onder 2.3 vermelde persoonsgebonden aftrek voor specifieke zorgkosten, scholingsuitgaven en aftrekbare giften?

III: Heeft belanghebbende recht op toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. De Inspecteur heeft zijn standpunt ter zitting toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur en tot een aanslag IB/PVV met inachtneming van de onder 2.3 vermelde bedragen aan uitgaven voor inkomensvoorzieningen en persoonsgebonden aftrek, tot dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente en tot toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing