Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1439, 17/00406 tot en met 17/00409
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1439, 17/00406 tot en met 17/00409
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 april 2019
- Datum publicatie
- 29 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:1439
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:698
- Zaaknummer
- 17/00406 tot en met 17/00409
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende zijn ter zake van de heffing van IB/PVV met betrekking tot de jaren 2009 tot en met 2012 deels terecht informatiebeschikkingen gegeven wegens het niet, respectievelijk onvoldoende beantwoorden van de aan hem gestelde vragen. Het Hof verwerpt het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel. Het Hof vernietigt de informatiebeschikkingen, doch uitsluitend voor zover daarin wordt verzocht de vragen 4, 5, 13, onderdelen a en b, en 18 te beantwoorden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00406 tot en met 17/00409
Uitspraak op de hoger beroepen van
[belanghebbende] ,
wonende te Curaçao,
hierna: belanghebbende,
en de incidentele hoger beroepen van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 19 mei 2017, nummers BRE 15/2994 tot en met 15/2998, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur,
betreffende na te noemen informatiebeschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn, bij afzonderlijke geschriften, op grond van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) informatiebeschikkingen gegeven met dagtekening 2 december 2014 ter zake van de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) met betrekking tot de jaren 2009 tot en met 2012 (hierna samen: de informatiebeschikkingen).
Na tegen de informatiebeschikkingen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur deze gehandhaafd bij, in één geschrift vervatte, uitspraken op bezwaar.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank ter zake van het beroep met het nummer BRE 15/2994 van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de informatiebeschikkingen herzien in die zin dat uitsluitend de informatieverzoeken die besloten liggen in de vragen 1, 2, 6 tot en met 14 en 16 gehandhaafd blijven en de overige vragen komen te vervallen, belanghebbende een termijn van vier weken geboden om te voldoen aan deze informatieverzoeken en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan laatstgenoemde te vergoeden.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van het hoger beroep met het kenmerk 17/00406 heeft de griffier een griffierecht ter hoogte van € 124 geheven van belanghebbende. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De Inspecteur heeft, bij afzonderlijk geschrift, incidenteel hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak van de Rechtbank.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 30 mei 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Het Hof heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de door de Inspecteur ingestelde incidentele hoger beroepen. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt door middel van de brief met dagtekening 23 juni 2018. De Inspecteur heeft bij brief met dagtekening 10 juli 2018 op voornoemde brief gereageerd.
Op grond van artikel 8:58 van de Awb heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 maart 2018 te ’s-Hertogenbosch (hierna: de nadere zitting). Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 4] en [inspecteur 1] .
Van de nadere zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en stond tot 1 januari 1987 ingeschreven in de Nederlandse basisregistratie personen. In de onderhavige jaren was belanghebbende ingeschreven in het bevolkingsregister van Curaçao.
Sinds 28 juni 1991 is belanghebbende enig aandeelhouder in en (mede)bestuurder van [X] N.V., welke statutair in Curaçao is gevestigd. [X] N.V. is bestuurder van de naar Antilliaans recht opgerichte [stichting] met statutaire zetel in Curaçao. Belanghebbende in persoon is bestuurder van [M] en de naar Nederlands recht opgerichte [stichting] . [M] is statutair gevestigd in Frankrijk en [stichting] in Nederland.
Belanghebbende beschikt in Curaçao over woon- en kantoorruimte. Vanaf 1995 is deze woon- en kantoorruimte gevestigd op het adres [adres 1] . Belanghebbende huurt bovendien een woon- en kantoorruimte in [plaats 1] (België) en bezit - middels [M] (zie onder 2.2) - een woning in Frankrijk.
Belanghebbende is, onder huwelijkse voorwaarden, gehuwd met [N] (hierna: [N] ). [N] heeft de Duitse nationaliteit en was in de onderhavige jaren ingeschreven op het adres [adres 2] te [plaats 2] . Dit betreft een huurwoning. Uit een brief van belanghebbende aan [P] B.V., gedateerd 12 maart 2011, blijkt dat het pand [adres 2 en 3] uit twee appartementen bestaat en eigendom is van [Q] N.V. te Curaçao. Via [X] N.V. is belanghebbende bestuurder van deze vennootschap.
Belanghebbende en [N] hebben samen een dochter, [de dochter] . [de dochter] stond, voor zover in de onderhavige procedure relevant, vanaf 27 november 1996 tot 1 september 2013 ingeschreven op het adres [adres 2] te [plaats 2] en vanaf 1 september 2013 tot 1 augustus 2014 op het adres [adres 4] te [plaats 3] .
[inspecteur 3] heeft in zijn functie van inspecteur met belanghebbende op 26 februari 2002 een gesprek gehad. Er is blijkens het verslag van dat gesprek oriënterend gesproken over de woonplaats van belanghebbende en de vestigingsplaats van [X] N.V. Daarbij is afgesproken dat beide partijen over het geheel zullen nadenken en dat [inspecteur 3] een voorstel zal doen. Voor zover relevant luidt dit verslag als volgt:
“1. Intro.
De bespreking heeft een tweeledig doel, te weten een mogelijkheid bieden aan de heer [belanghebbende] om zijn visie naar voren te brengen en voorts een verkenning naar mogelijke oplossingen om de geschillen uit de weg te ruimen. (…)
(…)
6. Fiscale duiding.
Oriënterend gesproken over de fiscale duiding van het geheel. Uitgelegd dat op grond van de tie-breaker-bepaling in de BRK woonplaats van de heer [belanghebbende] in NL is, omdat hiet het centrum van zijn persoonlijk en sociaal leven is. (…)
Afgesproken dat beide partijen over het geheel zullen nadenken en dat wij een voorstel zullen doen per brief op het adres in Curacao. (…).”.
Nadien heeft [inspecteur 3] op 14 november 2003 aan belanghebbende een brief geschreven waarin hij opmerkt dat toegezegde informatie door belanghebbende nog niet is verstrekt en dat ter behoud van rechten aanslagen zijn opgelegd.
De Inspecteur heeft de ING-bank en de ABN Amro Bank in juli 2013, met verwijzing naar de verplichting als bedoeld in artikel 47 van de AWR juncto artikel 53 van de AWR, verzocht om rekeningafschriften met betrekking tot de bankrekeningen met de nummers [bankrekeningnummer 1] (hierna: de bankrekening met het nummer [bankrekeningnummer 1] ) en [bankrekeningnummer 2] (hierna: de bankrekening met het nummer [bankrekeningnummer 2] ) over te leggen.
De bankrekening met het nummer [bankrekeningnummer 1] stond aanvankelijk uitsluitend op naam van belanghebbende en met ingang van maart 2012 op naam van belanghebbende en/of [N] . Met betrekking tot deze bankrekening heeft de ING-bank afschriften met betrekking tot de periode 1 januari 2007 tot en met 8 juli 2013 aan de Inspecteur verstrekt. Op deze afschriften is het adres [adres 3] te [plaats 2] opgenomen.
De bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 2] staat op naam van belanghebbende. De ABN Amro Bank heeft met betrekking tot deze bankrekening afschriften met betrekking tot de periode 7 oktober 2010 tot en met 8 april 2014 aan de Inspecteur verstrekt. Op deze afschriften is het adres [adres 1] te Curaçao opgenomen.
Bij brief met dagtekening 8 januari 2014 heeft de Inspecteur, naar aanleiding van de bevindingen uit voornoemde bankafschriften, een boekenonderzoek (hierna: het boekenonderzoek) aangekondigd. Het doel van dit onderzoek is om de aanvaarbaarheid van de door belanghebbende ter zake van de jaren 2011 en 2012 ingediende aangiften IB/PVV te controleren.
Belanghebbende heeft in de brief met dagtekening 25 januari 2014 het standpunt ingenomen dat hij niet belastingplichtig is aangezien hij in de jaren 2011 en 2012 geen enkel inkomen uit Nederlandse bron heeft genoten.
De Inspecteur heeft bij brief met dagtekening 17 maart 2014 de reikwijdte van het boekenonderzoek uitgebreid met de jaren 2009 en 2010. De inhoud van deze brief luidt, voor zover relevant, voorts als volgt:
“ 1. Heffingsbelang
(…) Op basis van de navolgende punten vermoeden wij dat u (binnenlands of buitenlands) belastingplichtig bent in Nederland vanaf 1 januari 2009 tot heden:
Uw echtgenote/partner, mevrouw [N] , woont in Nederland op het adres [adres 2] , [postcode] , [plaats 2] .
Uit ons ter beschikking staande informatie concluderen wij dat een belangrijk deel van uw sociale leven zich afspeelt in Nederland.
De bankafschriften van uw privé bankrekening [bankrekeningnummer 1] zijn geadresseerd aan het adres [adres 3] te [plaats 2] . Vanaf maart 2012 is dit een en/of rekening met uw echtgenote.
U doet rvolgens de hiervoor vermelde bankrekening diverse uitgaven in Nederland. U bent dan ook op diverse tijdstippen in Nederland.
Op basis van hiervan stellen wij vast dat u een duurzame band heeft met Nederland. (…)
2. Verzoek om inlichtingen en gegevens
(…)
Wij verzoeken u om de navolgende inlichtingen, boeken en bescheiden en overige gegevens voor het onderzoek te verstrekken over de periode 2009 tot en met 2013. De onderstaande vragen hebben betrekking op u als privé persoon.
1. Overzicht van al uw bezittingen en schulden per kalenderjaar.
2. Een overzicht van al uw inkomsten per kalenderjaar inclusief de onderliggende bescheiden/contracten die aan de inkomsten ten grondslag liggen.
3. Alle (binnenlandse en buitenlandse) privé bankafschriften en de afschriften van de creditcard(s).
4. De privé-agenda dan wel overige vastleggingen van uw afspraken.
5. Een afschrift van de eigendomsbewijzen van al uw bezittingen.
6. Afschrift van de (hypothecaire en onderhandse) schulden en eventuele overige onderliggende stukken van al uw vorderingen en/of schulden.
(…)
8. Een overzicht van uw reizen van en naar Nederland (inclusief onderliggende stukken: vliegtickets of overige bescheiden die uw reizen onderbouwen).
9. Afschrift van de ingediende aangiften inkomstenbelasting 2009 en navolgende jaren te Curaçao en een afschrift van de aanslagen.
(…)
11. Overzicht van uw lidmaatschappen en/of abonnementen.
12. Verzekeringen:
a. Welke verzekeringen (wonen, ziektekosten, auto e.d.) heeft u (of zijn er namens en/of voor u) afgesloten?
b. Graag een afschrift van de verzekeringsovereenkomsten.
13. Doelvermogens (zoals een trust, SPF, Foundation e.d.):
a. Bij welke doelvermogen(s) bent u betrokken?
b. Graag een toelichting in hoeverre u bij de doelvermogen(s) onder a. betrokken bent?
c. Heeft u inkomsten ontvangen uit de doelvermogen(s)? Zo ja, graag een overzicht.
d. Graag een afschrift van de oprichtingsakte(s) van het (de) doelvermogen(s) waarbij u
betrokken bent.
e. Graag een afschrift van de jaarstukken en een overzicht van de bezittingen en schulden van (de) het doelvermogen(s) waarbij u betrokken bent.
f. Welke rechten heeft u met betrekking tot (de) het doelvermogen(s) waarbij u betrokken bent?
g. Zijn er met de Belastingdienst afspraken gemaakt over de fiscale behandeling van (de) het
doelvermogen(s) waarbij u betrokken bent? Zo ja, graag een afschrift van de afspraak.
14. Een overzicht van de stichtingen en vennootschappen (hier valt ook een Limited e.d. onder) waar u als directeur en/of aandeelhouder of anderszins een functie vervuld. Graag per stichting of vennootschap uw betrokkenheid vermelden en de periode van uw betrokkenheid. Indien u aandeelhouder bent (geweest) graag de omvang van uw aandelenbezit vermelden.
(…)
16. Als u stelt dat u duurzaam gevestigd bent op Curaçao op welke manier kunt u aantonen dat u daar uitgaven voor levensonderhoud, wonen e.d. hebt gemaakt?
17. Overzichten van al uw rekening-courantboekingen met uw vennootschappen c.q. stichtingen in de periode 2009 tot en met 2013.
18. Bent u in gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw [N] . Zo nee, graag een afschrift van de huwelijkse voorwaarden.”
(…)”.
Bij brief met dagtekening 29 april 2014 heeft belanghebbende verklaart dat hij, zijns inziens, niet verplicht kan worden om mee te werken aan voornoemde informatieverzoeken, aangezien artikel 47 van de AWR niet op hem van toepassing is. Desondanks heeft belanghebbende enige informatie verstrekt met betrekking tot zijn sociale leven in Nederland, de woonplaats van [N] en het gebruik van de bankrekeningen als bedoeld onder 2.8 tot en met 2.10.
In het kader van voornoemd boekenonderzoek heeft de Inspecteur voorts, met verwijzing naar de verplichting als bedoeld in artikel 47 van de AWR juncto artikel 53, lid 1, onderdeel a, van de AWR, informatie opgevraagd bij Vektis, VGZ, KLM, ANWB, gemeente [plaats 2] , [R] B.V. en [S] B.V.
Naar aanleiding van de aan deze derden gerichte informatieverzoeken is de navolgende informatie boven water gekomen. Belanghebbende beschikte in de onderhavige jaren over een VGZ Natura Polis met aanvullende dekking. Dit betreft geen buitenlandpolis. Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren diverse medische behandelingen in Nederland ondergaan. Voorts is belanghebbende in deze periode regelmatig van en naar Schiphol gevlogen en was belanghebbende lid van de ANWB. [N] beschikte met betrekking tot de auto met het kenteken [nummer] (hierna: de auto) in de periode vanaf 1 mei 2011 tot en met 25 juni 2012 over een tweede bewoners(parkeer)vergunning. De auto stond gedurende deze periode op naam van de naar Nederlands recht opgerichte [stichting] , waarvan belanghebbende bestuurder is (zie onder 2.2). Voorts heeft belanghebbende in de onderhavige jaren diverse keren gebruik gemaakt van de reparatie- respectievelijk onderhoudsdiensten van [R] B.V.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief met dagtekening 2 juli 2014 opnieuw in de gelegenheid gesteld om te voldoen aan de informatieverzoeken zoals opgenomen in de brief met dagtekening 17 maart 2014 (zie onder 2.13). Voor zover in de onderhavige procedure relevant, is in deze brief voorts het volgende opgenomen:
“(…) U begrijpt niet waarom de inspecteur schrijft: “een belangrijk deel van uw sociale leven speelt zich af in Nederland. Wij willen ter aanvulling van de brief van 17 maart 2014 en in reactie op vorenstaande nog enkele bevindingen met uw delen, waardoor het vermoeden van uw belastingplicht ons inziens nog wordt versterkt. Dit betreft onder andere de volgende informatie:
Voor de zorgverzekering bent u bij een Nederlandse zorgverzekeraar (VGZ) aangesloten. Volgens informatie van de zorgverzekeraar maakt u regelmatig gebruik van zorgverleners in Nederland.
U heeft in Nederland een ANWB lidmaatschap.
U heeft een parkeervergunning in [plaats 2] . Deze vergunning is op persoonlijke titel aangevraagd bij de gemeente [plaats 2] .
Uit vluchtgegevens van KLM blijkt niet dat u jaarlijks langdurig op Curaçao verblijft. (…)”.
Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 14 augustus 2014 gereageerd op voornoemde brief.
Belanghebbende heeft vervolgens bij brief met dagtekening 23 oktober 2014, voor zover relevant, de volgende antwoorden gegeven op de vragen zoals opgenomen in de brief met dagtekening 17 maart 2014:
“1. Mijn enig bezit is de aandelen [X] N.V. Ik heb wat schulden bij deze N.V. en enkele, niet in Nederland woonachtige, cliënten. Derhalve gaat de hoogte van deze schulden u niet aan.
2. Omdat mijn inkomsten voornamelijk uit [X] N.V. komen, ben ik van mening dat ook deze inkomsten u niet aangaan. Er is geen schriftelijke overeenkomst tussen mij en [X] (…) Ik ben directeur, maar sta niet op de loonlijst. Mijn inkomen ter zake is variabel. Wat de AOW betreft vraagt u naar de bekende weg; u weet dit allemaal al. (…) Mijn AOV inkomsten uit Curaçao gaan u niet aan.
3. Buitenlandse afschriften van privérekeningen gaan u niet aan. Binnenlandse hebt u al bij elkaar gesnuffeld. (…) Overigens bewaar ik geen afschriften van privérekeningen, ik ben daartoe niet verplicht.
4. Een privéagenda heb ik niet dus kan ik u ook niet ter inzage geven.
5. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1. Ik bezit niets anders.
6. Ik heb geen hypothecaire schulden (meer) en ook geen vorderingen.
(…)
8. Dat overzicht kan ik u niet geven. Ik passeer honderden malen per jaar diverse internationale grenzen en ik ben voorts ter zake niet administratieplechtig. Vliegtickets bewaar ik niet. (…)
9. Ik stuur u kopie van de bladzijden 1 van mijn aangiften IB Curaçao 2009 tot en met 2013 (B). De bedragen gaan u niet aan. (…)
(…)
11. Onbenullig. Kruimelwerk. Ik overleg u, volkomen illustratief:
Kopie van mijn abonnement op de Amigoe (krant op Curaçao) rekening overigens ontvangen in Frankrijk.(C)
12. Reeds beantwoord.
13. Ik ben bij geen enkel doelvermogen betrokken.
14. Ik ben uitsluitend directeur van [X] N.V. en van [T] . Ik ontvang voor de laatste geen vergoeding en ik ben daar ook geen aandeelhouder.
(…)
16. Weer vragen naar de bekende weg. Ik verwijs naar alle reeds ter zake overgelegde stukken. Het hoofdstuk Curaçao gaat u niet aan. Dergelijke bewijzen lever ik zo nodig alleen aan een rechter.
17. Die zijn er niet.
18. Ik ben niet in gemeenschap van goederen gehuwd. (…). Ik stuur u de eerste en de laatste bladzijde van de acte van huwelijksvoorwaarden (D.). (…)”.
De Inspecteur heeft de onderhavige informatiebeschikkingen op 2 december 2014 aan belanghebbende gegeven, aangezien laatstgenoemde, zijns inziens, de vragen met de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 11a en (eventueel b), 12b, 13, 14, 16, 17 en 18 niet, respectievelijk onvoldoende heeft beantwoord.
In de in hoger beroep bestreden uitspraak heeft de Rechtbank de ter zake van de jaren 2009 tot en met 2012 opgelegde informatiebeschikkingen herzien in die zin dat uitsluitend de informatieverzoeken die besloten liggen in de vragen 1, 2, 6 tot en met 14 en 16 gehandhaafd blijven. De Rechtbank heeft belanghebbende een termijn van vier weken geboden om te voldaan aan voornoemde informatieverzoeken.
In hoger beroep heeft belanghebbende diverse bewijsstukken ingediend ter onderbouwing van zijn stelling dat hij niet in Nederland woonachtig is en dat Nederland, gelet op de van toepassing zijnde bepalingen uit de Belastingregeling voor het Koninkrijk, niet bevoegd is om hem in de belasting- respectievelijk premieheffing te betrekken.
Voor zover relevant met betrekking tot belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel is belanghebbende met betrekking tot de jaren 2003 tot en met 2013 uitgenodigd om aangifte IB/PVV te doen. Belanghebbende heeft met betrekking tot deze jaren nihil-aangiften ingediend. De met betrekking tot deze jaren opgelegde aanslagen IB/PVV zijn, overeenkomstig de indiende aangiften, op nihil vastgesteld.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord of de volgende vragen:
I. Kan belanghebbende een geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel?
II. Kunnen de vragen die volgens de Inspecteur niet of onvoldoende beantwoord zijn relevant zijn voor de IB/PVV-heffing van belanghebbende?
III. Zijn de informatieverzoeken in strijd met het evenredigheidsbeginsel gegeven?
IV. Heeft belanghebbende (volledig) voldaan aan de informatieverzoeken?
Belanghebbende is van mening dat de vragen I, III en IV bevestigend en vraag II ontkennend beantwoord dient te worden. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan tijdens de zitting en de nadere zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar de van deze zittingen opgestelde proces-verbalen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de informatiebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot het ongegrond verklaren van de tegen de uitspraken van de Inspecteur bij de Rechtbank ingestelde beroepen.