Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1568, 17/00610 en 17/00611
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1568, 17/00610 en 17/00611
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 25 april 2019
- Datum publicatie
- 26 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:1568
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2017:4275, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:820
- Zaaknummer
- 17/00610 en 17/00611
Inhoudsindicatie
Artikel 52a AWR. Informatiebeschikking. Op de zaak betrekking hebbende stukken. Inzage. Binnen de onderneming vinden veel contante betalingen en ontvangsten plaats, zonder dat op adequate wijze een kasboek wordt bijgehouden, en zijn onregelmatigheden in verhuuradministratie geconstateerd. Informatiebeschikking terecht wegens niet voldoen aan verplichting van artikel 52 AWR. Partiële vernietiging omdat Inspecteur in informatiebeschikking verwijst naar vermogensvergelijkingen die niet in het geding zijn gebracht.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00610 en 17/00611
Uitspraak op het hoger beroep van
[C] v.o.f.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 17 juli 2017, nummers BRE 16/4317 en 16/4318 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden informatiebeschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 2 december 2015 zijn aan belanghebbende voor het jaar 2012 respectievelijk het jaar 2013 informatiebeschikkingen zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) gegeven. Deze beschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, elk bij uitspraak van de Inspecteur van 2 juni 2016, gehandhaafd.
Belanghebbende is van elk van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende eenmaal griffierecht geheven van € 334. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van deze hoger beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal, in de zaak met kenmerk 17/00610, een griffierecht geheven van € 501. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 1 november 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , advocaat te [plaats] , en, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] en [inspecteur 5] .
Als getuige is verschenen en gehoord, mevrouw [getuige] .
De Inspecteur heeft tijdens deze zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is gevestigd op het adres [adres] te [plaats] . Haar bedrijfsactiviteiten bestaan uit de handel in en het verhuren van nieuwe en gebruikte personenauto’s en bedrijfsauto’s. Firmanten van belanghebbende gedurende het jaar 2012 zijn [B] en diens zonen [D] en [A] .
De Inspecteur heeft bij brief, gedagtekend van 10 november 2014, een boekenonderzoek aangekondigd. Het boekenonderzoek is gestart op 3 december 2014. In het concept-controlerapport van 2 december 2015 is onder meer het volgende vermeld:
“3.3 Kasadministratie
De kasadministratie valt onder verantwoordelijkheid van [B] .
Tijdens de controle is vastgesteld dat er binnen de onderneming een omvangrijke stroom contant geld om gaat zonder dat hiervoor een kasboek wordt bijgehouden. Dit is, gezien de aard van de onderneming en het aantal kasmutaties, vereist dat belastingplichtige dagelijks een gedegen kasadministratie bijhoudt en ook regelmatig controleert. Deze genoemde tekortkomingen zijn ook tijdens het vorige boekenonderzoek geconstateerd, toen is afgesproken/gewaarschuwd dat vanaf 01-10-2013 aan de verplichtingen van artikel 52 van de AWR dient te worden voldaan. De kasbescheiden die er waren worden pas veel later ingeboekt door de adviseur. Hieruit blijkt dat contante uitgaven niet op juiste data geboekt kunnen zijn. Hierdoor geeft de kasadministratie geen getrouw beeld weer van het aanwezige kasgeld op een bepaald moment.
Uit deze kasadministratie blijkt ook dat er in de periode 01-01-2011 t/m 31-12-2013, nooit een kasverschil is geconstateerd. Hieruit blijkt ook dat er geen enkele vorm van controle op de kasadministratie is geweest. Het kassaldo is verder ook een administratief boeksaldo in plaats van het saldo van het werkelijk aanwezige kasgeld. In 2013 worden alle bedragen zelfs op de laatste dag van de maand geboekt
Negatieve kassaldo’s
In de administratie komen negatieve saldo’s voor.
2011
(…)
2012
In 2012 is de hoogste negatieve kas op 30-04-2012 een bedrag van € 140.981,64. Om deze negatieve kassaldo’s in 2012 weg te werken zijn er (…) tijdens het afwerken van de administratie van 2013, diverse voorafgaande journaalposten gemaakt die hun oorsprong vinden in boekjaar 2012. De gesaldeerde uitkomst van deze voorafgaande journaalposten verklaren dat er in 2012 € 49.722,- meer ontvangsten zijn geweest. Per saldo is er daarna nog een correctie nodig om de resterende negatieve saldo’s van totaal € 91.259,64 in de kas te voorkomen. (…)
Huuropbrengsten auto’s
Er worden auto’s verhuurd aan derden, uit de administratie blijkt ook dat deze auto’s gebruikt/ verhuurd worden op tijdstippen waarvoor er in de administratie geen (omzet) factuur is terug te vinden. Er worden boetes betaald voor auto’s terwijl er geen huur opbrengst van deze auto’s zijn. Kilometerstanden, vermeldt op aanwezige huurcontracten sluiten niet op elkaar aan. Gezien het feit dat er door de onderneming geen sluitende verhuur administratie is bijgehouden is het waarschijnlijk dat de daadwerkelijke huur ontvangsten niet volledig verantwoord zijn. (…)
omzetbijtelling zonder Btw
In 2012 wordt er een voorafgaande journaalpost geboekt (…). Geboekt wordt, meer omzet (…) € 105.202,- over deze geboekte omzet is geen btw afgedragen. De vorige boekhouder (…) heeft verklaard dat deze bijboeking van omzet is gedaan om het negatieve kassaldo op te heffen.”
Aan belanghebbende zijn de in onderdeel 1.1 vermelde informatiebeschikkingen gegeven, waartegen zonder succes bezwaar is gemaakt.
Belanghebbende is op 8 april 2016 in de gelegenheid gesteld de bezwaardossiers in te zien en heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Op die dag is belanghebbende ook gehoord. De Inspecteur heeft op 2 juni 2016 uitspraak gedaan op de bezwaren.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Zijn de informatiebeschikkingen in de onjuiste fase gegeven?
2. Heeft de Inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
3. Heeft de Inspecteur het inzagerecht geschonden?
4. Heeft de Inspecteur ten onrechte wegens het niet voldoen aan de administratieplicht van artikel 52 van de AWR informatiebeschikkingen gegeven?
Belanghebbende is van mening dat vraag 2 ontkennend en de vragen 1, 3 en 4 bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor dat wat hieraan tijdens de zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de Inspecteur en van de informatiebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.