Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1581, 18/00102
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1581, 18/00102
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 25 april 2019
- Datum publicatie
- 3 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:1581
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2018:934, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:699
- Zaaknummer
- 18/00102
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Bieden van parkeergelegenheid tegen betaling bij een attractiepark. Het Hof acht parkeren in dit geval geen doel op zich, maar alleen een middel om van de hoofdprestatie optimaal gebruik te kunnen maken. Bieden van parkeergelegenheid tegen betaling is in casu een bijkomende prestatie bij de hoofdprestatie (toegang verlenen tot het attractiepark).
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00102
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 1 februari 2018, nummer BRE 16/7636 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te melden op aangifte voldane omzetbelasting.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 19 november 2015 aangifte gedaan van de door haar over het tijdvak 1 oktober 2015 tot en met 31 oktober 2015 verschuldigde omzetbelasting. Het desbetreffende aangiftebiljet vermeldt als zodanig een bedrag van € 28.294. Zij heeft de volgens de aangifte verschuldigde omzetbelasting op 27 november 2015 voldaan. Het tegen deze voldoening gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 15 maart 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , gemachtigde van belanghebbende, en namens de Inspecteur [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota belanghebbende ter zitting heeft voorgedragen.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende exploiteert een attractiepark. Op het terrein van belanghebbende bevindt zich een parkeerterrein voor auto’s en bussen (hierna: het parkeerterrein) en een fietsenstalling.
Belanghebbende verleent in beginsel tegen een vergoeding (inclusief 6% omzetbelasting) toegang tot het park. Voor kinderen kleiner dan 90 centimeter en rolstoelgebruikers is de toegang tot het park gratis. Voor het parkeren van auto’s hanteert belanghebbende een vergoeding (inclusief 21% omzetbelasting). Het parkeren van touringcars en het stallen van fietsen is gratis.
Het parkeerterrein is alleen toegankelijk via een slagboom en het parkeren op het parkeerterrein is alleen toegestaan voor bezoekers van het park. Dit staat ook op de bebording bij de slagboom aangegeven. Het parkeerterrein kan alleen verlaten worden met gebruikmaking van een parkeerkaart. Parkeerkaarten zijn te koop in combinatie met entreekaarten (onder meer) aan de entreekassa’s en op drukke dagen eveneens bij de parkeerautomaat op het parkeerterrein zelf. De openingstijden van het parkeerterrein zijn afgestemd op die van het park. Anderen dan bezoekers kunnen feitelijk parkeren op het parkeerterrein zonder het attractiepark te bezoeken, namelijk door het verbod om daar te parkeren zonder het park te bezoeken te negeren, de slagboom in werking te stellen en een parkeerkaart aan te schaffen.
Ook langs alle toegangswegen rond het park geldt een parkeerverbod. Kort parkeren is enkel toegestaan op de drop & drive-zone, waar bezoekers kunnen worden gebracht en gehaald. Openbaar parkeren is mogelijk op een parkeerterrein dat is gelegen op circa twee kilometer afstand van het park.
In de directe omgeving van het attractiepark bevinden zich geen attracties of andere activiteiten waardoor het aantrekkelijk zou kunnen zijn om gebruik te maken van de parkeergelegenheid van belanghebbende. De dorpskernen van [vestigingsplaats] en [plaats 1] zijn gelegen op vier kilometer afstand van het attractiepark. Beide dorpen beschikken over voldoende parkeergelegenheid voor bewoners en bezoekers.
Het park is bereikbaar met het openbaar vervoer. Er is een busverbinding vanaf station [plaats 2] / [vestigingsplaats] . Vanaf station [plaats 2] / [vestigingsplaats] rijden de [A] buslijnen [a] en [b] in ongeveer een kwartier naar de halte tegenover de ingang van het attractiepark. Lijn [a] rijdt overdag één keer per uur als 8-persoonsbusje en ’s avonds en in het weekend alleen als belbus die één uur van te voren gereserveerd moet worden. De dienstregeling is het hele jaar gelijk en wordt niet aangepast aan het zomer- of winterseizoenen of de (verlengde) openingstijden van het attractiepark. Lijn [b] rijdt één keer per uur op werkdagen, rijdt niet op zaterdag en zondag en rijdt alleen in de ochtenduren via het attractiepark om bezoekers af te zetten en alleen in de middaguren via het attractiepark om bezoekers op te halen. Lijn [b] rijdt niet in de avond, niet in de vakantieperiode en niet met feestdagen.
Van alle bezoekers maakt 80% gebruik van de auto om het park te bezoeken, 20% van de bezoekers bereikt het park op andere wijze. Het merendeel van laatstvermelde bezoekers betreft scholieren die het park met een touringcar bezoeken. Ongeveer 0,5% van de bezoekers maakt gebruik van het openbaar vervoer. Een klein deel van de bezoekers wordt gebracht of bezoekt het park met de fiets.
Bij de berekening van de over het onderhavige tijdvak op aangifte voldane omzetbelasting is belanghebbende ervan uitgegaan dat zij ter zake van de exploitatie van het parkeerterrein een omzet exclusief omzetbelasting heeft behaald van € 120.126 en daarover omzetbelasting naar het algemene tarief (21%) is verschuldigd. In bezwaar heeft zij gesteld dat zij in dit verband omzetbelasting naar het verlaagde tarief (6%) als vermeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) is verschuldigd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
Vormen het gelegenheid bieden tot parkeren en het verlenen van toegang tot het attractiepark één samengestelde dienst?
Subsidiair: Vormt het bieden van gelegenheid tot parkeren een bijkomende dienst bij de hoofddienst, het verlenen van toegang tot het attractiepark?
Meer subsidiair: Handelt de Inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Inspecteur en tot teruggaaf van omzetbelasting van € 18.019. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.