Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1678, 18/00085

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1678, 18/00085

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 mei 2019
Datum publicatie
9 september 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:1678
Formele relaties
Zaaknummer
18/00085

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Navordering. Kwade trouw door opvoeren hoge aftrekposten, terwijl in hoger beroep een veel lagere aftrekpost wordt verdedigd. Vereiste aangifte. Weekenduitgaven voor gehandicapten

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00085

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] , Duitsland, domicilie gekozen hebbende te [domicile] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland‑West‑Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 19 januari 2018, nummer BRE 16/5177 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden navorderingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.845 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 968. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Wat betreft dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de Inspecteur opgedragen om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.

1.3.

De Inspecteur heeft vervolgens bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.884 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 968.

1.4.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Wat betreft dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Wat betreft dit beroep heeft de griffier een griffierecht geheven van € 126.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.1.6. Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.7.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.8.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgehad op 22 maart 2019 te ’s‑Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld door zijn echtgenote, en zijn gemachtigde mr. [gemachtigde] LLM, en namens de Inspecteur [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

De zaken met de zaaknummers 18/00086 tot en met 18/00089 van de echtgenote van belanghebbende zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld.

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek op de zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [echtgenote van belanghebbende] en woont sinds 8 maart 2010 in Duitsland. Belanghebbende en zijn echtgenote woonden tot 2010 samen op het adres [adres] in [woonplaats] . De echtgenote is daar ook na 8 maart 2010 blijven wonen.

2.2.

Belanghebbende en zijn echtgenote hebben twee kinderen; een zoon, geboren [geboortedatum] 1974, en een dochter. De zoon heeft tot 30 mei 1994 ingeschreven gestaan in de Basisregistratie Personen op bovengenoemd adres in [woonplaats] en is sinds augustus 2000 met een rechterlijke machtiging opgenomen geweest in diverse AWBZ‑instellingen wegens schizofrenie, paranoïde type, gecompliceerd door cannabisgebruik.

2.3.

Belanghebbende en zijn echtgenote ontvangen in het jaar 2008 ieder een WAO‑uitkering.

2.4.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2008 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 190 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 968. Bij het bepalen van het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft belanghebbende rekening gehouden met een persoonsgebonden aftrekpost vanwege buitengewone uitgaven bestaande uit de volgende posten:

Vaste aftrek wegens arbeidsongeschiktheid

821

Uitgaven voor huisapotheek

46

Overige buitengewone uitgaven

25.233

Totaal buitengewone uitgaven

26.100

Drempel buitengewone uitgaven

727

Aftrekbaar bedrag buitengewone uitgaven volgens aangifte

25.373

Van dit aftrekbare bedrag is € 3.718 aan zijn echtgenote toegerekend en € 21.655 aan belanghebbende. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt opgebouwd:

Aangegeven inkomen uit werk en woning

35.068

Aan belanghebbende toegerekend gedeelte van de aftrek eigen woning

13.223

Inkomen in box 1 voor persoonsgebonden aftrek

21.845

Aan belanghebbende toegerekende persoonsgebonden aftrek

21.655

Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning

190

2.5.

De Inspecteur heeft met dagtekening 14 juli 2011 de aanslag IB/PVV 2008 vastgesteld. Hij heeft daarbij de ingediende aangifte gevolgd.

2.6.

De Inspecteur heeft onderzoek gedaan naar de aangifte IB/PVV voor het jaar 2010 van de echtgenote van belanghebbende. Bij de Inspecteur zijn vragen gerezen over de door belanghebbende en zijn echtgenote opgevoerde persoonsgebonden aftrek in de jaren 2008 tot en met 2010. Bij brief van 4 november 2013 heeft de Inspecteur een onderzoek bij belanghebbende ingesteld naar de in aftrek gebrachte buitengewone uitgaven.

2.7.

Met dagtekening 23 november 2013 heeft de Inspecteur vervolgens een navorderingsaanslag vastgesteld. De Inspecteur heeft bij die navorderingsaanslag geen rekening gehouden met de persoonsgebonden aftrek vanwege buitengewone uitgaven.

2.8.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag. De Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd vanwege schending van de hoorplicht en de Inspecteur opgedragen om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen. Op 21 april 2016 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden.

2.9.

De Inspecteur heeft op 7 juli 2016 het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De Inspecteur heeft een persoonsgebonden aftrekpost vanwege buitengewone uitgaven van € 961 toegestaan. Deze aftrek bestaat uit:

Vaste aftrek wegens arbeidsongeschiktheid

1.642

Uitgaven voor huisapotheek

46

Totaal buitengewone uitgaven

1.688

Drempel buitengewone uitgaven

727

Aftrekbaar bedrag buitengewone uitgaven

961

Het belastbaar inkomen uit werk en woning is door de Inspecteur vastgesteld op € 20.884 (belastbaar inkomen voor persoonsgebonden aftrek € 21.845 minus € 961) en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 968. Het daartegen ingestelde beroep is door de Rechtbank ongegrond verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Mocht de Inspecteur navorderen?

  2. Zo ja, dient met een hoger bedrag aan persoonsgebonden aftrek rekening te worden gehouden?

Belanghebbende is van mening dat de Inspecteur niet mocht navorderen en dat, zo dat wel het geval is, met een hoger bedrag aan persoonsgebonden aftrek rekening moet worden gehouden. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en primair tot vernietiging van de navorderingsaanslag en subsidiair tot vermindering ervan. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing