Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1679, 18/00086 tot en met 18/00089
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1679, 18/00086 tot en met 18/00089
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 mei 2019
- Datum publicatie
- 9 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:1679
- Formele relaties
- Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2019:1678
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:2011
- Zaaknummer
- 18/00086 tot en met 18/00089
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Navordering. Kwade trouw door opvoeren hoge aftrekposten, terwijl in hoger beroep een veel lagere aftrekpost wordt verdedigd. Vereiste aangifte. Weekenduitgaven voor gehandicapten
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00086 tot en met 18/00089
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland‑West‑Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 19 januari 2018, nummers BRE 16/5178 tot en met 16/5188 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden belastingaanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.297.
Aan belanghebbende is over het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.751.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.396.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.214.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de belastingaanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Wat betreft deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de Inspecteur opgedragen om opnieuw uitspraken op bezwaar te doen.
De Inspecteur heeft vervolgens de bezwaren van belanghebbende tegen de belastingaanslagen IB/PVV voor de jaren 2009 tot en met 2011 ongegrond verklaard. Voor het jaar 2008 heeft de Inspecteur een deel van de opgevoerde kosten als persoonsgebonden aftrek toegestaan. Deze aftrek is echter geheel aan de echtgenoot van belanghebbende toegerekend.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Wat betreft dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank een griffierecht geheven van € 46.
De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Wat betreft dit beroep heeft de griffier een griffierecht geheven van € 126.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgehad op 22 maart 2019 te ’s‑Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld door haar echtgenoot, en haar gemachtigde mr. [gemachtigde] LLM, en namens de Inspecteur [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .
De zaak met het zaaknummer 18/00085 van de echtgenoot van belanghebbende is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek op de zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is gehuwd met [echtgenoot] . Belanghebbende en haar echtgenoot woonden tot 2010 samen op het adres [adres] in [woonplaats] . Belanghebbende is daar ook na 8 maart 2010 blijven wonen. De echtgenoot woont sinds 8 maart 2010 in Duitsland.
Belanghebbende en haar echtgenoot hebben twee kinderen; een zoon, geboren [geboortedatum] 1974, en een dochter. De zoon heeft tot 30 mei 1994 ingeschreven gestaan in de Basisregistratie Personen op bovengenoemd adres in [woonplaats] en is sinds augustus 2002 met een rechterlijke machtiging opgenomen geweest in diverse AWBZ‑instellingen wegens schizofrenie, paranoïde type, gecompliceerd door cannabisgebruik.
Belanghebbende ontvangt in de onderhavige jaren een WAO‑uitkering en een pensioenuitkering. De echtgenoot ontvangt tot 2009 een WAO‑uitkering en vanaf 2009 een AOW‑uitkering en een pensioenuitkering.
Belanghebbende heeft aangiften IB/PVV gedaan naar de volgende belastbare inkomens (bedragen in €):
Zaaknummer Hof |
18/00086 |
18/00087 |
18/00087 |
18/00088 |
|
Zaaknummer Rechtbank |
16/5178 |
16/5179 |
16/5180 |
16/5181 |
|
Jaar |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|
Aangegeven inkomen uit werk en woning |
21.297 |
22.008 |
22.400 |
22.813 |
|
Aan belanghebbende toegerekend gedeelte van de aftrek eigen woning |
5.257 |
3.004 |
4.599 |
||
Aan belanghebbende toegerekende persoonsgebonden aftrek |
3.718 |
10.842 |
16.932 |
14.467 |
|
Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning |
17.579 |
5.909 |
2.464 |
3.747 |
De Inspecteur heeft met dagtekening 4 februari 2011 respectievelijk 6 november 2011 de aanslagen IB/PVV 2008 en 2009 vastgesteld. Hij heeft daarbij de ingediende aangiften gevolgd.
Bij brief van 2 september 2013 heeft de Inspecteur vragen gesteld over de in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2010 opgenomen persoonsgebonden aftrek. Bij brief van 4 november 2013 heeft de Inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat ook de jaren 2008 en 2009 bij het onderzoek worden betrokken.
Met dagtekening 23 november 2013 heeft de Inspecteur navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2008 en 2009 vastgesteld. Met dagtekening 21 november 2013 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2010 vastgesteld. De Inspecteur heeft bij deze belastingaanslagen geen rekening gehouden met de persoonsgebonden aftrek vanwege buitengewone uitgaven. Dit heeft geresulteerd in belastbare inkomens uit werk en woning van respectievelijk € 21.297, € 16.751 en € 19.396.
Bij brief met dagtekening 26 september 2014 heeft de Inspecteur nadere informatie gevraagd aan belanghebbende met betrekking tot de in de aangifte IB/PVV 2011 opgenomen persoonsgebonden aftrek. Naar aanleiding van haar reactie heeft de Inspecteur met dagtekening 28 november 2014 de aanslag IB/PVV 2011 vastgesteld. Hij is afgeweken van de ingediende aangifte door de persoonsgebonden aftrek niet toe te staan. Dit heeft geresulteerd in een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.214.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Mocht de Inspecteur over de jaren 2008 en 2009 navorderen?
-
Zo ja, dient voor de jaren 2008 tot en met 2011 met een hoger bedrag aan persoonsgebonden aftrek rekening te worden gehouden?
Belanghebbende is van mening dat de Inspecteur niet mocht navorderen en dat, zo dat wel het geval is, in alle in geschil zijnde jaren met een hoger bedrag aan persoonsgebonden aftrek rekening moet worden gehouden. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de belastingaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en primair tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en vermindering van de aanslagen en subsidiair tot vermindering van de belastingaanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.