Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1876, 18/00138

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1876, 18/00138

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 mei 2019
Datum publicatie
9 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:1876
Formele relaties
Zaaknummer
18/00138
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.111

Inhoudsindicatie

Eigen woningregeling (artikel 3.111 van de Wet IB 2001). Er is sprake van een woning in aanbouw wanneer de feitelijke bouwkundige werkzaamheden zijn aangevangen (Hoge Raad 3 oktober 2014, nr. 13/00471, ECLI:NL:HR:2014:2872). Het Besluit van de Staatssecretaris van 26 november 2014, nr. BLKB2014/1947M, Stcrt. 2014, 34403 kan in dit geval niet worden toegepast. De tijdelijke verlenging van de verhuisregeling (Kamerstukken II 2010-2011, 32504, nr. 3) is niet van toepassing op de te koop staande nieuwe woning (leeg of in aanbouw).

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00138

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 2 februari 2018, nummer BRE 16/8620 in het geding tussen

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] , (Verenigd Koninkrijk)

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende na te noemen aanslag en beschikking belastingrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 132.940 en bij gelijktijdige beschikking is belastingrente in rekening gebracht van € 4.060. De aanslag en beschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag IB/PVV verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.377, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.002 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De Inspecteur heeft schriftelijk gerepliceerd en belanghebbende heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 28 februari 2019 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde 1] , bijgestaan door [gemachtigde 2] , alsmede, namens de Inspecteur,

mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Op 22 augustus 2007 heeft belanghebbende met [A] een overeenkomst gesloten voor de bouw van een woning aan de [adres] te [plaats] . Op 4 oktober 2007 heeft belanghebbende een stuk bouwgrond gekocht om de woning te bouwen. De woning was bestemd als nieuw hoofdverblijf. De aankoop van de bouwgrond is gefinancierd met een hypothecaire geldlening bij de Rabobank.

2.2.

Op 12 december 2008 en 25 juni 2009 zijn door de gemeente Eindhoven bouwvergunningen verleend voor de eerste respectievelijk de tweede fase. Belanghebbende heeft de hypothecaire geldlening op 5 augustus 2009 overgesloten van de Rabobank naar Nationale Nederlanden.

2.3.

Op 11 augustus 2009 heeft belanghebbende een aanneemovereenkomst gesloten met [B] GmbH voor de bouw van de woning. Vanaf week 35 in 2009 is aangevangen met de feitelijke bouwwerkzaamheden door het starten van de heiwerkzaamheden voor de fundering. In de loop van 2010 is de bouw stil komen te liggen in verband met het faillissement van de aannemer dat in 2011 is uitgesproken. In januari 2012 heeft belanghebbende de woning in aanbouw te koop gezet. Nationale Nederlanden heeft belanghebbende op 27 november 2012 verzocht de verkooppoging van de woning door de door hem zelf ingeschakelde makelaar te staken.

2.4.

In de jaren 2007 tot en met 2011 heeft de Inspecteur de hypotheekrente in aftrek toegestaan.

2.5.

Op 28 februari 2013 is aan belanghebbende een uitnodiging tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 uitgereikt. Belanghebbende heeft die aangifte IB/PVV op 24 maart 2014 ingediend. De definitieve aanslag IB/PVV 2012 is op 2 oktober 2015 vastgesteld. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen die aanslag. In de bezwaarprocedure is veelvuldig telefonisch en schriftelijk contact geweest tussen de Inspecteur en de gemachtigde. Ook is belanghebbende gehoord. Bij uitspraak op bezwaar van 25 september 2016 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

-

Is vanaf kalenderjaar 2007 sprake van een woning in aanbouw als bedoeld in artikel 3.111, lid 3, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?

-

Is de in 2012 betaalde hypotheekrente voor de lening van de woning in aanbouw aftrekbaar als rente voor de eigen woning?

De Inspecteur is van mening dat de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord en de tweede vraag ontkennend. Belanghebbende is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep bij de Rechtbank. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing