Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1986, 18/00262
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1986, 18/00262
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 24 mei 2019
- Datum publicatie
- 17 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:1986
- Zaaknummer
- 18/00262
Inhoudsindicatie
Artikel 34 Wet mrb: naheffing motorrijtuigenbelasting in buitenlands-kenteken-geval. De Inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd over de tijdvakken van 13 april 2016 tot en met 23 januari 2017. Naar het oordeel van het hof heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat de auto hem in Nederland op een later moment ter beschikking stond dan 13 april 2016 (vgl. Hoge Raad 5 april 2019, nrs. 18/02986 en 18/02987, ECLI:NL:HR:2019:482 en 483). De boete wordt verminderd tot € 50.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00262
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 19 april 2018, nummer BRE 17/5525, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over de tijdvakken van 13 april 2016 tot en met 23 januari 2017 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) opgelegd van € 1.082. Gelijktijdig is een beschikking gegeven waarbij een boete van € 1.082 is opgelegd. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 17 april 2019 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, [gemachtigde] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is sinds [datum] 1990 ingeschreven in de basisregistratie personen.
Op 24 januari 2017 is tijdens een controle op de openbare weg geconstateerd dat belanghebbende een auto bestuurt van het merk [automerk] met het buitenlands kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Belanghebbende had op dat moment de auto feitelijk tot zijn beschikking en hij had op dat moment zijn hoofdverblijf in Nederland.
Belanghebbende heeft voor de auto geen aangifte mrb gedaan en evenmin heeft hij voor de auto mrb voldaan.
De datum van eerste inschrijving van de auto is 13 april 2016.
Met dagtekening 8 mei 2017 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag mrb opgelegd van € 1.082, berekend over de tijdvakken van 13 april 2016 tot en met 23 januari 2017 (hierna: de naheffingsaanslag). Gelijktijdig is een boetebeschikking gegeven van € 1.082.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de naheffingsaanslag naar het juiste bedrag vastgesteld?
II. Is de boete passend en geboden?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Partijen hebben ter zitting hun standpunt nader toegelicht.
Belanghebbende concludeert tot een naheffingsaanslag mrb en een boetebeschikking uitgaande van een naheffing over het tijdvak 20 januari 2017 tot en met 23 januari 2017. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.