Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2456, 18/00645

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2456, 18/00645

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 juli 2019
Datum publicatie
1 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:2456
Zaaknummer
18/00645

Inhoudsindicatie

1. Is de WOZ-waarde van een vrijstaande woning op een te hoog bedrag vastgesteld?

De Heffingsambtenaar heeft ter verdediging van de vastgestelde waarde van € 338.000 verwezen naar een taxatierapport met bijbehorende matrix. Zij maakt met hetgeen zij heeft aangevoerd de door haar verdedigde waarde aannemelijk. Belanghebbende slaagt er niet in het tegendeel te bewijzen.

2. Heeft de Rechtbank een te lage vergoeding voor de proceskosten toegekend?

Het Hof heeft in de uitspraak van 15 november 2018, kenmerk 17/00149 en 17/00151, ECLI:NL:GHSHE:2018:4638, de door het Hof te hanteren richtlijnen gegeven bij het toekennen van proceskostenvergoedingen. Onder verwijzing naar die richtlijnen komt het Hof tot het oordeel dat de Rechtbank een te lage vergoeding voor de proceskosten heeft toegekend

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00645

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 12 oktober 2018, nummer AWB 17/3735 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de BsGW Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij beschikking van 28 februari 2017 (hierna: de beschikking) heeft de Heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres 1] 39 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2016, voor het kalenderjaar 2017, vastgesteld op € 376.000. De beschikking is op hetzelfde aanslagbiljet vermeld als de aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2017 (hierna: de aanslag ozb). Na tegen de beschikking en de aanslag gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de waarde verminderd naar € 338.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, doch uitsluitend voor wat betreft de vergoeding voor deskundigenkosten (taxatierapport), de vergoeding voor deskundigenkosten vastgesteld op € 242, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 250,50 en gelast dat het griffierecht van € 46 wordt vergoed.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De griffier heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 4 juli 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde 1] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een omstreeks 1800 gebouwde vrijstaande woning met een inhoud van 800 m3. Tot de onroerende zaak behoren een garage (2012) en een overkapping (2013), Het perceel waarop de woning is gelegen heeft een oppervlakte van 1.065 m2.

2.2.

De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de WOZ-waarde van € 338.000 een taxatierapport overgelegd van 24 juli 2018 opgemaakt door [heffingsambtenaar] . De taxateur stelt de waarde van de onroerende zaak vast op € 350.000. Ter onderbouwing heeft de taxateur de volgende vergelijkingspanden aangevoerd: [adres 1] 14 en 30, en [adres 2] 2, allen gelegen te [woonplaats] . Tevens is een waardematrix bij dit taxatierapport gevoegd, waaruit kan worden afgeleid op welke wijze de taxateur de waarde van de onroerende zaak heeft afgeleid uit de verkooptransacties van de vergelijkingspanden.

2.3.

Belanghebbende heeft eveneens een taxatierapport overgelegd van 13 september 2017, opgesteld door [taxateur] . Deze taxateur concludeert tot een waarde van € 330.000 en heeft de volgende vergelijkingspanden opgenomen: [adres 1] 14 en 30 te [woonplaats] , [adres 3] 3 te [plaats 1] , [adres 4] 22 te [plaats 2] en [adres 5] 30 te [plaats 3] .

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de WOZ-waarde op een te hoog bedrag vastgesteld?

II. Heeft de Rechtbank een te lage vergoeding voor de proceskosten toegekend?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Belanghebbende heeft ter zitting opgemerkt dat het in het hogerberoepschrift vermelde bedrag van € 320.000 op een schrijffout berust en dat hij een waarde van € 330.000 verdedigt. De Heffingsambtenaar heeft verklaard dat de in het verweerschrift ingenomen stelling, dat belanghebbende ter zitting van de Rechtbank zich heeft verenigd met de vastgestelde waarde, niet langer wordt ingenomen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vaststelling van de WOZ-waarde op € 330.000 en vaststelling van de vergoeding voor proceskosten bij de Rechtbank - naar het Hof begrijpt - op € 1.024. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing