Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3015, 18/00309
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3015, 18/00309
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 augustus 2019
- Datum publicatie
- 30 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:3015
- Zaaknummer
- 18/00309
Inhoudsindicatie
Na terugwijzing naar de bezwaarfase is de hoorplicht wederom geschonden. Het Hof ziet af van terugwijzing naar de bezwaarfase. Naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00309
Uitspraak op het beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Maastricht van 12 juni 2018 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Maastricht,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 61,40 (hierna: de naheffingsaanslag). Na daartegen gemaakt bezwaar is de naheffingsaanslag bij uitspraak van de Heffingsambtenaar van 22 augustus 2016 gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 17 maart 2017 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft op 19 april 2018 uitspraak gedaan en daarin – voor zover van belang – het volgende bepaald:
“Het Hof:
verklaart het hoger beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
gelast dat de Heffingsambtenaar opnieuw uitspraak op bezwaar doet met inachtneming van deze uitspraak van het Hof;
bepaalt dat tegen de nieuwe uitspraak op bezwaar slechts beroep kan worden ingesteld
bij het Hof;
(…)”.
Op 12 juni 2018 heeft de Heffingsambtenaar opnieuw uitspraak gedaan op het bezwaar. De Heffingsambtenaar heeft het bezwaar (wederom) ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Heffingsambtenaar heeft schriftelijk gedupliceerd.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: AWB) heeft belanghebbende vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 11 juli 2019 te ‘s-Hertogenbosch.
Partijen zijn met kennisgeving van verhindering niet verschenen.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Op 12 juni 2016 omstreeks 15:17 uur heeft de parkeercontroleur aan belanghebbende de naheffingsaanslag opgelegd, die bestaat uit een bedrag van € 1,40 aan verschuldigde belasting en € 60 aan kosten naheffing. De naheffingsaanslag is opgelegd wegens het parkeren van de auto met kenteken [kenteken] in de Professor Roerschstraat te Maastricht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift verzocht te worden gehoord. Bij e-mailbericht van 4 augustus 2016 heeft belanghebbende verzocht om telefonisch te worden gehoord.
Belanghebbende is bij brief van 8 augustus 2016 uitgenodigd voor het bijwonen van een hoorzitting op 22 augustus 2016. Bij die hoorzitting is niemand namens belanghebbende verschenen.
In de uitspraak van 19 april 2018, nr. 17/00210, ECLI:NL:GHSHE:2018:1685 (zie 1.3) heeft het Hof het volgende overwogen:
“4.1. Belanghebbende heeft zich erover beklaagd dat hem de mogelijkheid is onthouden om telefonisch te worden gehoord. De Rechtbank heeft dienaangaande als volgt overwogen:
“5.3. Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht stelt het bestuursorgaan belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord, voordat het op het bezwaar beslist. Uit de door partijen genoemde uitspraken, zoals (…), blijkt dat de heffingsambtenaar gehoor dient te geven aan de uitdrukkelijke en met redenen omklede wens van de belanghebbende om telefonisch te worden gehoord, tenzij zwaarder wegende belangen aan de zijde van het bestuursorgaan zich hiertegen verzetten. Een bestuursorgaan kan dus niet categorisch weigeren om telefonische hoorzittingen te houden, maar zal altijd een belangenafweging moeten maken. (…).
Uit de dossierstukken blijkt niet dat de gemachtigde van eiser een motivering heeft gegeven waarom hij telefonisch zou moeten worden gehoord, terwijl het op zijn weg had gelegen om dit in de periode van 4 tot 8 augustus 2016 wel te doen nu verweerder immers gemotiveerd had aangegeven waarom hij zich op het standpunt stelde dat er niet telefonisch werd gehoord. Alleen al om die reden mocht verweerder in dit geval weigeren eiser telefonisch te horen. (…). Eiser is vervolgens wel in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een normale hoorzitting op maandag 22 augustus 2016 en heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Van schending van de hoorplicht is in dit geval dan ook geen sprake. (…).”
De Rechtbank heeft terecht vooropgesteld dat de heffingsambtenaar gehoor moet geven aan een uitdrukkelijke en met redenen omklede wens van de belanghebbende om telefonisch te worden gehoord, tenzij zwaarder wegende belangen aan de zijde van de heffingsambtenaar zich daartegen verzetten. In een zodanig geval zal door de Heffingsambtenaar altijd een belangenafweging moeten worden gemaakt en kan het telefonisch horen niet categorisch worden geweigerd.
De Rechtbank heeft in het vervolg van haar oordeel echter veronachtzaamd dat belanghebbende in zijn onder 2.4 gedeeltelijk weergegeven e-mailbericht aan de Heffingsambtenaar heeft gemotiveerd waarom hij telefonisch wenste te worden gehoord (kortweg: reisafstand/-tijd in combinatie met de verwachte duur van het hoorgesprek). De uitlatingen namens de Heffingsambtenaar in het kader van de e-mailcorrespondentie met (de gemachtigde van) belanghebbende kunnen voorts bezwaarlijk anders worden uitgelegd dan dat telefonisch horen categorisch werd geweigerd. Het is in het licht van die uitlatingen geenszins aannemelijk dat het voornoemde argument van belanghebbende, waar daarvan ook zij, is gewogen in het kader van de beslissing van de Heffingsambtenaar om niet telefonisch te horen.
Gelet op het zojuist overwogene heeft de Rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de Heffingsambtenaar in dit geval mocht weigeren om belanghebbende telefonisch te horen. Met diens categorische weigering van telefonisch horen heeft de Heffingsambtenaar in het onderhavige geval de hoorplicht geschonden. Aangezien partijen van mening verschillen over de vaststelling en de waardering van de feiten, acht het Hof geen termen aanwezig om de schending van de hoorplicht met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren. Hetgeen partijen overigens verdeeld houdt, behoeft thans geen behandeling.”.
In zijn e-mail van 23 april 2018 schrijft de Heffingsambtenaar het volgende:
“Gelet op de uitspraak van het gerechtshof dient de heffingsambtenaar een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Het gerechtshof bepaalt dat de heffingsambtenaar gehoor moet geven aan een uitdrukkelijke en met redenen omklede wens van de belanghebbende om telefonisch te worden gehoord, tenzij zwaarder wegende belangen aan de zijde van de heffingsambtenaar zich daartegen verzetten. Er zal dus een belangenafweging gemaakt moeten worden.
Het beleid in de gemeente Maastricht ten aanzien van het houden van hoorzittingen is gericht op een mondelinge behandeling in persoon. U heeft verzocht om telefonisch gehoord te worden. Om een goede belangenafweging te kunnen maken stel ik u hierbij in de gelegenheid om mij binnen één week vanaf verzenddatum van dit e-mailbericht aan te geven wat uw belangen zijn bij het houden van een telefonische hoorzitting. Bij het niet dan wel niet tijdig reageren uwerzijds, zal ik moeten afgaan op de belangen zoals het hof deze in haar uitspraak heeft aangehaald (r.o. 4.3).”.
Belanghebbende reageert diezelfde dag op de onder 2.5 opgenomen e-mail van de Heffingsambtenaar:
“(…)
De belangen dezerzijds om telefonisch te horen zijn:
- De grote afstand tot de hoorlocatie
- Het relatieve belang van de zaak
- De te verwachten relatief korte duur van de hoorzitting (zie r.o. 4.5 van het uitspraak van het Hof)
- De medische situatie van gemachtigde i.v.m. reizen
- De onderbezetting wegens langdurige ziekte van mijn enige juridisch geschoolde collega”.
In zijn e-mail van 25 april 2018 zet de Heffingsambtenaar uiteen waarom hij niet over gaat tot het telefonisch horen:
“Zoals door u in onderstaand e-mailbericht is verzocht, doe ik u hierbij de belangen vanuit de kant van de gemeente Maastricht toekomen om als uitgangpunt te hanteren dat niet telefonisch wordt gehoord.
- De communicatie tijdens een telefonische hoorzitting is beperkt en vaak onvolledig. Dit geldt temeer nu het gerechtshof heeft bepaald (r.o. 4.4) dat partijen verschillen over de vaststelling en waardering van de feiten. Hierover kan tijdens een fysieke hoorzitting uitgebreid (met fotomateriaal en/of plattegronden) worden gesproken.
- Bij een telefonische hoorzitting ontbreekt non verbale communicatie. Een fysieke hoorzitting gaat uit van verbale en non-verbale communicatie.
- Er is geen mogelijkheid om stukken tijdens de zitting fysiek uit te wisselen en/of hierop inhoudelijk te reageren.
- Het is niet mogelijk om vast te stellen of de persoon aan andere zijde van de lijn bezwaarmaker en/of gemachtigde is.
- Telefonisch horen kan meer tijd kosten dan horen op een zitting, omdat er eerst een afspraak gemaakt dient te worden wanneer telefonisch horen kan plaatsvinden. Vervolgens dient dit schriftelijk bevestigt te worden. Voorts kan het in de praktijk voorkomen dat ondanks dat het telefonisch horen schriftelijk is bevestigd, bezwaarmaker op het afgesproken tijdstip telefonisch niet te bereiken is en/of bezwaarmaker/gemachtigde aangeeft dat hij op een later tijdstip terug gebeld wenst te worden (omdat bezwaarmaker/gemachtigde dit toch beter uitkomt).
- Telefonisch horen heeft een onpersoonlijk karakter. De gemeente Maastricht wenst juist in fysiek contact te treden met (haar) burgers. Face to face gesprekken / zittingen dragen hieraan bij. De gemeente Maastricht hecht daarom veel belang aan het horen van bezwaarmaker(s) en belanghebbenden in elkaars aanwezigheid. Een hoorzitting wordt dan ook als een waardevolle aanvulling gezien. Uitgaande van uw professionaliteit als gemachtigde moet dit ook vanuit uw kant worden erkend.
- Bij het horen moet optimaal de gelegenheid bestaan om het ingediende bezwaarschrift nader toe te lichten. Dit kan (in veel gevallen) niet bereikt worden middels telefonisch horen. De techniek kan immers ook falen op het desbetreffende moment.
- Van het telefonisch horen dient ook een verslag te worden gemaakt dat onderdeel maakt van de beslissing op bezwaar. Bij telefonisch horen kan dit problemen opleveren (mede door falende techniek).
- Een fysieke hoorzitting wordt binnen de gemeente Maastricht dusdanig georganiseerd dat het horen altijd door minimaal twee personen gebeurd. Het met meerdere personen communiceren over een telefoonlijn levert onduidelijkheden en onvolledigheden op, hetgeen het horen niet ten goede komt.
Alle voorgenoemde belangen (in samenhang gezien) maken dat de gemeente Maastricht het beleid als uitgangspunt heeft dat er niet telefonisch wordt gehoord. Dit beleid is mede gebaseerd op ervaringen uit het verleden waarbij telefonisch contact op afspraak werd gezocht. Aangezien u uitdrukkelijk heeft gevraagd om telefonisch te worden gehoord, dient er een belangenafweging gemaakt te worden.
Nogmaals wil ik u erop wijzen dat het aan u is of en in hoeverre u uw belangen wilt verduidelijken/aantonen. Bij het maken van een zorgvuldige belangenafweging dient het bestuursorgaan zich van alle feiten en omstandigheden op de hoogte te stellen. Het is aan u om hier al dan niet gehoor aan te geven. Ik stel u hierbij in de gelegenheid om binnen één week vanaf verzenddatum van dit e-mailbericht hierop te reageren. Indien u niet of niet tijdig reageert, maak ik hieruit op dat u uw belangen niet nader wilt onderbouwen/aantonen.”.
In de e-mail van 26 april 2018 heeft de gemachtigde een nadere onderbouwing gegeven van de onderbezetting op zijn kantoor en van zijn ziekte. Tevens heeft hij een verklaring van zijn internist aan de Heffingsambtenaar verstrekt.
In zijn brief van 24 mei 2018 schrijft de Heffingsambtenaar het volgende:
“Zoals aan u reeds medegedeeld is het beleid ten aanzien van het houden van hoorzittingen gericht op een mondelinge behandeling in persoon. De belangen hiervoor zijn u kenbaar gemaakt. Tevens heeft u belangen naar voren gebracht waarom u telefonisch gehoord wilt worden. Uit de door u aangevoerde belangen/(medische) gegevens blijkt niet dat u niet in staat zou zijn om fysiek een hoorzitting bij te wonen. In het kader van de belangenafweging die heeft plaatsgevonden (die nog uitgebreider in de beslissing op bezwaar zal worden verwoord) zie ik geen reden om in onderhavig geval af te wijken van het uitgangspunt om een fysieke hoorzitting te houden.
(…)
Nieuwe datum hoorzitting
Ik streef er naar om de bezwaarprocedure zo kort mogelijk te houden. Daarom wordt er slechts in bijzondere omstandigheden een nieuwe datum gegeven voor de hoorzitting. Indien u van mening bent dat dit in uw geval aan de orde is, verzoek ik u om binnen drie dagen na verzending van deze uitnodiging schriftelijk en gemotiveerd om uitstel te verzoeken.”.
De Heffingsambtenaar nodigt belanghebbende in deze brief tevens uit voor een hoorgesprek op 8 juni 2018 van 10:00 tot 10:30 uur in het gemeentehuis te Maastricht. Bij die hoorzitting is niemand namens belanghebbende verschenen.
Op 12 juni 2018 doet de Heffingsambtenaar (wederom) uitspraak op bezwaar. Over het horen vermeldt de uitspraak op bezwaar het volgende:
“Ad 3.
Binnen de gemeente Maastricht wordt als beleid gevoerd dat het houden van hoorzittingen is gericht op een mondelinge behandeling in persoon. De belangen vanuit de gemeente Maastricht om dit zo te doen - en aldus als uitgangspunt te hanteren om niet telefonisch te horen - zijn (in samenhang gezien) de navolgende.
- De communicatie tijdens een telefonische hoorzitting is beperkt en vaak onvolledig. Dit geldt temeer nu het gerechtshof in onderhavig geval heeft bepaald (r.o. 4.4) dat partijen verschillen over de vaststelling en waardering van de feiten. Hierover kan tijdens een fysieke hoorzitting uitgebreid (met fotomateriaal en/of plattegronden) worden gesproken.
- Bij een telefonische hoorzitting ontbreekt non verbale communicatie. Een fysieke hoorzitting gaat uit van verbale en non-verbale communicatie.
- Er is geen mogelijkheid om stukken tijdens de zitting fysiek uit te wisselen en/of hierop inhoudelijk te reageren.
- Het is niet mogelijk om vast te stellen of de persoon aan andere zijde van de lijn bezwaarmaker en/of gemachtigde is.
- Telefonisch horen kan meer tijd kosten dan horen op een zitting, omdat er eerst een afspraak
gemaakt dient te worden wanneer telefonisch horen kan plaatsvinden. Vervolgens dient dit schriftelijk bevestigt te worden. Voorts kan het in de praktijk voorkomen dat ondanks dat het telefonisch horen schriftelijk is bevestigd, bezwaarmaker op het afgesproken tijdstip telefonisch niet te bereiken is en/of bezwaarmaker/gemachtigde aangeeft dat hij op een later tijdstip terug gebeld wenst te worden (omdat bezwaarmaker/gemachtigde dit toch beter uitkomt).
- Telefonisch horen heeft een onpersoonlijk karakter. De gemeente Maastricht wenst juist persoonlijk (face to face gesprek) in contact te treden met (haar) burgers. Gesprekken waarbij alle partijen fysiek aanwezig zijn dragen hieraan bij. De gemeente Maastricht hecht daarom veel belang aan het horen van bezwaarmaker(s) en belanghebbenden in elkaars aanwezigheid. Een hoorzitting wordt dan ook als een waardevolle aanvulling gezien.
- Bij het horen moet optimaal de gelegenheid bestaan om het ingediende bezwaarschrift nader toe te lichten. Dit kan (in veel gevallen) niet bereikt worden middels telefonisch horen. De techniek kan immers ook falen op het desbetreffende moment.
- Van het telefonisch horen dient ook een verslag te worden gemaakt dat onderdeel uitmaakt van de beslissing op bezwaar. Bij telefonisch horen kan dit problemen opleveren (mede door falende techniek).
- Een fysieke hoorzitting wordt binnen de gemeente Maastricht dusdanig georganiseerd dat het
horen altijd door minimaal twee personen gebeurt. Het met meerdere personen communiceren over een telefoonlijn kan onduidelijkheden en onvolledigheden opleveren, hetgeen het horen en het opmaken van het verslag van de hoorzitting niet ten goede komt.
Dit beleid is mede gebaseerd op ervaringen uit het verleden waarbij om telefonisch contact op
afspraak werd verzocht. Aangezien u uitdrukkelijk heeft gevraagd om telefonisch te worden gehoord, dient er een belangenafweging gemaakt te worden. Bij e-mailbericht van 23 april 2018 bent u in de gelegenheid gesteld om uw belangen om telefonisch te worden gehoord kenbaar te maken. Dezelfde dag heeft u gereageerd dat de belangen om telefonisch te worden gehoord zijn:
- De grote afstand tot de hoorlocatie;
- Het relatieve belang van de zaak;
- De te verwachten relatief korte duur van de hoorzitting (r.o. 4.5 van de uitspraak van het Hof);
- De medische situatie van gemachtigde in verband met reizen;
- De onderbezetting wegens langdurige ziekte van mijn enige juridisch geschoolde collega.
Bij e-mailbericht van 24 april 2018 is u gevraagd om de laatste twee genoemde belangen nader te onderbouwen danwel aan te tonen. Dit mede gelet op het feit dat het medisch belang ook ter zitting bij de rechtbank is aangevoerd, maar niet nader aangeduid/onderbouwd is. (…)
Bij e-mailbericht van 26 april 2018 heeft u stukken overgelegd waaruit de langdurige ziekte van uw collega (…) blijkt. (…) Tevens heeft u aangegeven (…) te hebben. Reizen is daardoor vermoeiend, zo geeft u aan. (…) Het spijt ons om te horen dat uw kantoorgenote langdurig ziek is. Uit de door u overgelegde gegevens maak ik op dat zij langdurig (eerst voor een periode van 607 dagen, inmiddels voor een periode van 162 dagen) ziek is. Ik begrijp dat dit uw reguliere bedrijfsvoering belemmert desalniettemin is ziekteverzuim een risico dat tot de normale bedrijfsvoering behoort.
U heeft aangegeven (…) te hebben en (…). Daarnaast heeft u aangegeven dat u vaker vermoeid bent. Uiteraard heb ik begrip voor uw persoonlijke omstandigheden. Uit de overgelegde stukken blijkt echter niet dat u niet in staat bent om een fysieke hoorzitting bij te wonen. U heeft voorts geenszins aangetoond dat reizen voor u dusdanig vermoeiend is dat dit (nagenoeg) onmogelijk zou zijn. De overige door u gestelde belangen wegen niet zwaarder dan de door de gemeente gestelde belangen om in beginsel niet telefonisch te horen. Dit maakt dan ook dat ik geen reden zie om af te wijken van de gebruikelijke handelswijze met betrekking tot het horen.
Hoewel ik uw belangen begrijp, zie ik in het kader van de belangenafweging geen grond waarom uw belangen (afgezet tegen de door de gemeente aangevoerde belangen om een fysieke hoorzitting te houden) zwaarder wegen en ertoe zouden moeten leiden dat in onderhavig geval een telefonisch hoorzitting plaats dient te vinden. Mede van belang hierbij is dat u niet heeft aangetoond dat u niet in staat zou zijn om te reizen.”.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Mocht de Heffingsambtenaar het verzoek om telefonisch horen afwijzen?
II. Is sprake van een parkeerplaats als bedoeld in artikel 25 van de Verordening Parkeerregulering en Parkeerbelastingen 2015 in samenhang met het besluit Aanwijzing Betaald Parkeren?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.