Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3247, 18/00257

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3247, 18/00257

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 augustus 2019
Datum publicatie
14 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:3247
Formele relaties
Zaaknummer
18/00257

Inhoudsindicatie

De aanslagen rioolheffing, afvalstoffenheffing, zuiveringsheffing en watersysteemheffing zijn gedagtekend 31 mei 2016. In geschil zijn de volgende vragen:

1. Is het bezwaarschrift van 27 februari 2017 gericht tegen de aanslagen van 31 mei 2016 of tegen de op 13 februari 2017 ambtshalve gegeven beschikking?

2. Is het bezwaar ontvankelijk, en zo ja, zijn de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

3. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de kosten van bezwaar en de kosten van beroep?

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00257

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 9 april 2018, nummer SHE 17/1338 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna te vermelden aanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij aanslagbiljet van 31 mei 2016, nummer [nummer 1] , zijn aan belanghebbende voor het belastingjaar 2016, ter zake van de woning [adres] te [woonplaats] , aanslagen in de gemeentebelastingen en waterschapsbelastingen opgelegd van in totaal € 362,32.

1.2.

Bij beschikking van 13 februari 2017 heeft verweerder drie van de vijf onder 1.1 genoemde aanslagen ambtshalve verminderd.

1.3.

Bij brief van 27 februari 2017 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.

1.4.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 18 maart 2017 heeft de Heffingsambtenaar alle aanslagen gehandhaafd met inachtneming van de bij de ambtshalve gegeven beschikking van 13 februari 2017 verleende verminderingen.

1.5.

Belanghebbende is op 28 april 2017 in beroep gekomen bij de Rechtbank.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

1.6.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar van 18 maart 2017 vernietigd, de bezwaren tegen de ambtshalve gegeven beschikkingen van 13 februari 2017 alsnog niet-ontvankelijk verklaard en de Heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.

1.7.

Tegen deze uitspraak is op 22 mei 2018 hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier voorlopig geoordeeld dat belanghebbende voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht en heeft hij vooralsnog afgezien van het heffen van griffierecht. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Bij brief van 21 juni 2019 heeft de griffier aan belanghebbende verzocht met betrekking tot zijn verzoek om vrijstelling van het betalen van griffierecht een aantal vragen te beantwoorden en bewijsstukken over te leggen. Bij brief van 25 juni 2019 heeft belanghebbende aan dit verzoek voldaan en daarbij twaalf bijlagen overgelegd.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 27 juni 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede namens de Heffingsambtenaar, [A] . De behandeling van het verzoek van belanghebbende om af te zien van het heffen van griffierecht heeft buiten aanwezigheid van de Heffingsambtenaar plaatsgevonden.

1.10.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Bij aanslagbiljet van 31 mei 2016, nummer [nummer 1] , zijn aan belanghebbende voor het belastingjaar 2016, ter zake van de woning [adres] te [woonplaats] , de volgende aanslagen opgelegd:

-

de aanslag rioolheffing gebruiker woning, naar een te betalen bedrag van € 180,86;

-

de aanslag afvalstoffenheffing, opgelegd naar een te betalen bedrag van € 72;

-

de aanslag zuiveringsheffing forfait woningen over de periode 1 januari 2016 tot 1 februari 2016, naar een te betalen bedrag van € 11,67;

-

de aanslag zuiveringsheffing forfait woningen over de periode 1 februari 2016 tot 1 januari 2017, naar een te betalen bedrag van € 42,79; en

-

de aanslag watersysteemheffing ingezetenen, naar een te betalen bedrag van € 55.

2.2.

Bij ambtshalve gegeven beschikking van 13 februari 2017 zijn de onder 2.1 genoemde aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing verminderd naar te betalen bedragen van respectievelijk € 150,71 en € 60 en de aanslag zuiveringsheffing forfait woningen over de periode 1 februari 2016 tot 1 januari 2017, naar een te betalen bedrag van € 35,01. In de brief van de Heffingsambtenaar staat het volgende vermeld:

“Deze aanslag wordt verminderd omdat u hierom verzocht heeft en/of na controle is gebleken dat u recht heeft op vermindering. De vermindering vindt plaats om een van de volgende redenen:

(…)

- er geen gebruik gemaakt wordt van de woning/niet-woning.”

2.3.

Bij brief van 27 februari 2017 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift staat onder meer:

“(…) maken wij (…) bezwaar tegen het restant van aanslag [nummer 1] en tegen aanslag [nummer 2] .”

De onder nummer [nummer 2] opgelegde aanslagen betreffen het belastingjaar 2015.

2.4.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 18 maart 2017 heeft de Heffingsambtenaar alle aanslagen gehandhaafd met inachtneming van de bij ambtshalve gegeven beschikking van 13 februari 2017 verleende verminderingen. In dat geschrift staat onder meer:

“U geeft aan dat u op 1 januari geen gebruiker was van het object.

Uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat u op 1 januari gebruiker was van het object [adres] [woonplaats] . U bent volgens de gemeentelijke basisadministratie verhuisd op 03-10-2016. de aanslag is reeds verminderd voor de maanden november en december 2016.”

2.5.

Belanghebbende is op 28 april 2017 in beroep gekomen bij de Rechtbank. In het beroepschrift vermeldt belanghebbende:

“Hierbij gaan wij (…) in beroep tegen de beslissing op bezwaar van BSOB met betrekking tot aanslagnummers [nummer 1] en [nummer 2] .”

2.6.

De Rechtbank heeft het beroepschrift gesplitst en bepaald dat in de zaken betreffende het jaar 2015 het onderzoek zal worden heropend. De onderhavige uitspraak van de Rechtbank beperkt zich tot het beroep tegen de bestreden uitspraak van 18 maart 2017, betreffende het belastingjaar 2016.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil tussen partijen betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is het bezwaarschrift van 27 februari 2017 gericht tegen de onder 2.1 genoemde aanslagen van 31 mei 2016 (standpunt belanghebbende) of tegen de onder 2.2 genoemde ambtshalve gegeven beschikking van 13 februari 2017 (standpunt Heffingsambtenaar)?

  2. Zijn de onder 2.1 genoemde aanslagen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

  3. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van kosten van bezwaar en (proces)kosten van beroep?

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, het aanmerken van zijn bezwaarschrift van 27 februari 2017 als te zijn gericht tegen de onder 2.1 genoemde aanslagen van 31 mei 2016, het ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar, het terugwijzen van het geding naar de Heffingsambtenaar voor een hernieuwde behandeling van het bezwaar en vergoeding van de kosten van bezwaar, beroep en hoger beroep. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing