Home

Hoge Raad, 05-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1001, 19/04615

Hoge Raad, 05-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1001, 19/04615

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
5 juni 2020
Datum publicatie
5 juni 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1001
Formele relaties
Zaaknummer
19/04615

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/04615

Datum 5 juni 2020

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING OOST-BRABANT

op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 augustus 2019, nr. 18/00257, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 17/1338) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2016 opgelegde aanslagen in de rioolheffing, afvalstoffenheffing, zuiveringsheffing en watersysteemheffing.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing