Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-09-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3402, 18/00639 en 18/00640

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-09-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3402, 18/00639 en 18/00640

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 september 2019
Datum publicatie
19 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:3402
Formele relaties
Zaaknummer
18/00639 en 18/00640

Inhoudsindicatie

Terechte correctie van negatief loon en ingehouden loonheffingen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00639 en 18/00640

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 oktober 2018, nummers BRE 17/3355 en 17/3356, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.352. Gelijktijdig is een beschikking gegeven waarbij € 238 aan belastingrente in rekening is gebracht.

1.1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.408. Gelijktijdig is een beschikking gegeven waarbij € 207 aan belastingrente in rekening is gebracht.

1.2.1.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag IB/PVV 2014 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.531 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.2.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag IB/PVV 2015 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.566 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 1 augustus 2019 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld door zijn echtgenote, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft vanaf maart 2011 maandelijks een pensioenuitkering van het [pensioenfonds] ontvangen. Op deze pensioenuitkeringen is loonheffing ingehouden.

2.2.

Uit de tot de stukken van het geding behorende brief van het [pensioenfonds] van 22 januari 2013 en het daarbij gevoegde overzicht blijkt dat belanghebbende in de periode maart 2011 tot en met november 2012 te hoge pensioenuitkeringen heeft genoten tot een totaalbedrag van € 31.014 inclusief loonheffingen, dus bruto.

2.3.

Tussen het [pensioenfonds] en belanghebbende zijn afspraken gemaakt over de terugbetaling / verrekening van het teveel ontvangen pensioen. Een van de afspraken hield in dat er in de periode 1 september 2014 tot 1 januari 2018 een maandelijkse inhouding van bruto € 775,37 op het pensioen zou plaatsvinden. Met deze inhoudingen betaalde belanghebbende het bruto teveel ontvangen pensioen terug. Uit de bij de brief van het [pensioenfonds] van 14 februari 2017 gevoegde betaaloverzichten 2014, 2015 en 2016 blijkt dat er daadwerkelijk maandelijkse inhoudingen van € 775,31 (bruto) op het pensioen hebben plaatsgevonden. Het totaalbedrag van de inhoudingen bedraagt in het jaar 2014 € 3.101,48 (bruto) en in 2015 € 9.304,44 (bruto).

2.4.

Volgens de jaaropgaven 2014 en 2015 van het [pensioenfonds] bedraagt het genoten pensioen, na aftrek van de in 2.3 vermelde inhoudingen, in 2014 € 7.321 (bruto) en in 2015 € 1.123 (bruto). De daarin begrepen loonheffingen bedragen volgens de jaaropgaven € 2.644 (2014) respectievelijk € 394 (2015).

2.5.

Belanghebbende heeft op 6 maart 2015 en 1 maart 2016 de aangiften IB/PVV voor de jaren 2014 en 2015 ingediend. In de aangifte 2014 heeft belanghebbende de in de jaaropgaaf vermelde bedragen aan genoten pensioen en loonheffing opgevoerd. Daarnaast heeft hij het in dat jaar ingehouden bedrag van € 3.101 (bruto) als negatief loon en een bedrag van € 1.582 als (daarop ingehouden) loonheffing opgevoerd. In de aangifte 2015 heeft belanghebbende per saldo alleen het in de jaaropgaaf vermelde bedrag van € 1.123 (bruto) als pensioeninkomen opgevoerd. Als ingehouden loonheffing heeft belanghebbende een bedrag van € 8.576 opgevoerd.

2.6.

De inspecteur heeft met dagtekening 22 december 2016 en 23 december 2016 de aanslagen IB/PVV vastgesteld. In die aanslagen zijn het negatief loon (in 2014) en de loonheffingen, voor zover die niet op de jaaropgaven zijn vermeld, gecorrigeerd. Daarnaast heeft de inspecteur de aftrek van specifieke zorgkosten geweigerd.

2.7.

De inspecteur heeft vervolgens de aanslagen IB/PVV bij uitspraken op bezwaar verminderd doordat hij alsnog een bedrag aan specifieke zorgkosten in aftrek heeft toegestaan. De correctie van het aangegeven negatief loon en de loonheffingen heeft de inspecteur gehandhaafd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur het negatieve loon en de ingehouden loonheffingen terecht heeft gecorrigeerd.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. Belanghebbende heeft tijdens de zitting onder meer verklaard dat hij geen beroep (meer) doet op het vertrouwensbeginsel.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot aanslagen IB/PVV 2014 en 2015 met inachtneming van het door hem aangegeven negatieve loon en ingehouden loonheffingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

De (hoogte van de) aftrek van specifieke zorgkosten is tussen partijen niet in geschil.

4 Gronden

5 Beslissing