Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4005, 18/00648

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4005, 18/00648

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 oktober 2019
Datum publicatie
29 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:4005
Formele relaties
Zaaknummer
18/00648

Inhoudsindicatie

De Rechtbank heeft partijen opgeroepen om in persoon ter zitting te verschijnen. Zowel belanghebbende als zijn gemachtigde hebben hier geen gevolg aan gegeven. De Rechtbank heeft aan het niet-verschijnen de gevolgtrekking verbonden dat als vaststaand aangenomen kan worden dat de uitspraak op bezwaar binnen een week na dagtekening (25 augustus 2015) door belanghebbende is ontvangen. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het beroep dateert van 9 april 2018. De Rechtbank heeft haar bevoegdheden niet overschreden door partijen op te roepen om in persoon te verschijnen en door een gevolgtrekking te verbinden aan het niet-verschijnen. Het Hof heeft in dit kader een marginale toets aangelegd. Dit neemt niet weg dat het Hof integraal dient te toetsen of het beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Naar het oordeel van het Hof doorstaat de door de Rechtbank aan het niet-verschijnen verbonden gevolgtrekking deze integrale toets niet. De Heffingsambtenaar heeft onvoldoende aangevoerd om aannemelijk te maken dat de uitspraak op bezwaar op of omstreeks 25 augustus 2015 is verzonden. De beroepstermijn is aangevangen op 10 april 2018. De Rechtbank had het beroep ontvankelijk dienen te verklaren. Het Hof wijst de zaak terug naar de Rechtbank.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00648

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 21 november 2018, nummer BRE 18/2115, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting met dagtekening 30 juni 2015 en aanslagnummer [aanslagnummer] ter hoogte van € 60,20 opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag). Na tegen de naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar deze gehandhaafd bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 25 augustus 2015.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om toekenning van een immateriële schadevergoeding afgewezen.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De griffier heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Heffingsambtenaar heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 11 september 2019 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord namens de Heffingsambtenaar, [A] .

Belanghebbende noch zijn gemachtigde zijn verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 1 augustus 2019, met nummer [nummer 1] , aangetekend naar het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie. Hieruit volgt dat de uitnodiging op 3 augustus 2019 op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres is afgeleverd.

1.6.

Het Hof heeft aan het eind van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

“2.1. Belanghebbende heeft bij brief van 3 augustus 2015 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 30 juni 2015.

2.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 25 augustus 2015 heeft de heffïngsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Het geschrift waarin de uitspraak op bezwaar is opgenomen, vermeldt als toezendadres het adres van de gemachtigde zoals vermeld in het bezwaarschrift.

2.3.

Op 7 april 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende per e-mailbericht bij de heffïngsambtenaar gevraagd naar de stand van zaken van zijn bezwaarschrift.

2.4.

De heffïngsambtenaar heeft op 9 april 2018 per e-mailbericht laten weten dat er reeds op 25 augustus 2015 uitspraak op bezwaar is gedaan en heeft een kopie meegestuurd.

2.5.

Bij brief van 9 april 2018, ingekomen bij de rechtbank op diezelfde dag, heeft de gemachtigde van belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.”

In aanvulling op de door de Rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast, met dien verstande dat het Hof de door de Rechtbank gehanteerde nummering vervolgt:

2.6.

De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de uitspraak op bezwaar op of omstreeks 25 augustus 2015 is verzonden met name verwezen naar de normaliter met betrekking tot het verzenden van besluiten binnen de gemeente Oisterwijk gevolgde procedure, het als bijlage 4 bij het in eerste aanleg indiende verweerschrift gevoegde overzicht van op 25 augustus 2015 afgehandelde bezwaarschriften (hierna: overzicht van op 25 augustus 2015 afgehandelde bezwaarschriften) en het als bijlage bij de brief met dagtekening 23 mei 2018 gevoegde overzicht “Zaakverloop bezwaardossier [nummer 2] ” (hierna: overzicht zaakverloop bezwaardossier).

2.7.

Voor zover in de onderhavige procedure relevant staan in het overzicht van op 25 augustus 2015 afgehandelde bezwaarschriften zes besluiten, met dien verstande dat de informatie die betrekking heeft op vijf van deze zes besluiten is geanonimiseerd. De enige niet-geanonimiseerde regel van dit overzicht luidt als volgt:

Aanslagnummer

Kenteken

Houder

Kenmerk

Besluit

Datum

[aanslagnummer]

[kenteken]

[B]

OI/ [nummer 2]

Ongegrond

25-08-2015

2.8.

In het overzicht zaakverloop bezwaardossier is, voor zover in de onderhavige procedure relevant, opgenomen dat de uitspraak op het bezwaar met het kenmerk [nummer 2] op 25 augustus 2015 om 12:22 uur is geprint door [C] .

2.9.

In de tot de gedingstukken behorende uitspraak op bezwaar wordt het kenmerk OI/ [nummer 2] vermeld.

2.10.

De Rechtbank heeft partijen bij afzonderlijke geschriften met dagtekening 27 september 2018 opgeroepen om in persoon te verschijnen ter zitting van 7 november 2018. De Heffingsambtenaar is te dezer zitting verschenen. Zowel belanghebbende als diens gemachtigde zijn, zonder voorafgaande kennisgeving aan de Rechtbank, niet verschenen.

2.11.

De Rechtbank heeft aan het niet-verschijnen van laatstgenoemden, op grond van artikel 8:31 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), de gevolgtrekking verbonden dat als vaststaand aangenomen kan worden dat de uitspraak op bezwaar binnen een week na dagtekening (25 augustus 2015) door belanghebbende is ontvangen. De Rechtbank heeft derhalve ook als vaststaand aangenomen dat de uitspraak op bezwaar is verzonden.

2.12.

Het Hof heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om partijen op te roepen om in persoon dan wel bij gemachtigde ter zitting van 11 september 2019 te verschijnen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.4.

De Heffingsambtenaar heeft ter zitting, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:

- Zowel het overzicht van op 25 augustus 2015 afgehandelde bezwaarschriften als het overzicht zaakverloop bezwaardossier (zie onder 2.6) wordt automatisch aangemaakt.

- Uit het overgelegde overzicht zaakverloop bezwaardossier blijkt dat de uitspraak op bezwaar door [C] is geprint. Het is uitgesloten dat iemand anders dit heeft gedaan, aangezien automatisch geregistreerd wordt door wie een besluit is geprint. Er dient ingelogd te worden voordat je kunt printen.

- De gemeente Oisterwijk heeft het bedrijf waarvoor ik werk, [D BV] , gemandateerd om bezwaarschriften af te handelen. De normaliter binnen onze afdeling gevolgde werkwijze is dat degene die het besluit heeft geprint, dit stuk in een envelop doet en deze envelop naar de interne postkamer brengt. De postbode komt de post dagelijks ophalen bij deze postkamer.

3.5.

Belanghebbende concludeert primair tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en terugwijzing naar de Rechtbank. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing