Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-11-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4296, 19/00089 tot en met 19/00094

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-11-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4296, 19/00089 tot en met 19/00094

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 november 2019
Datum publicatie
4 december 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:4296
Formele relaties
Zaaknummer
19/00089 tot en met 19/00094

Inhoudsindicatie

Eén of meerdere bezwaren?

Belanghebbende maakt bezwaar tegen op één aanslagbiljet vermelde WOZ-beschikkingen en aanslagen ozb die betrekking hebben op diverse onroerende zaken die zijn gelegen binnen verschillende gemeenten. Tussen partijen is in geschil of voor de hoogte van de toe te kennen (proces)kostenvergoeding moet worden uitgegaan van één of meerdere bezwaren. Het Hof oordeelt dat moet worden uitgegaan van één bezwaar. Een andersluidend oordeel zou te veel afbreuk doen aan de beoogde eenvoud. Ook is het forfaitaire systeem in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedoeld als een tegemoetkoming en is niet beoogd dat de daadwerkelijk gemaakte (proces)kosten worden vergoed. Daar komt nog bij dat de Rechtbank ten onrechte is uitgegaan van meerdere verweerders.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00089 tot en met 19/00094

Uitspraak op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,

hierna: de Heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 28 december 2018, nummers AWB 17/2919 tot en met 17/2924, in het geding tussen

[belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar,

betreffende de (proces)kostenvergoeding inzake de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) in één geschrift vervatte WOZ-beschikkingen gezonden waarbij onder andere de waarde van [adres 1] te [plaats 1] , [adres 2] te [plaats 2] , [adres 3] te [plaats 3] , [adres 4] te [plaats 4] , [adres 5] te [plaats 5] en [adres 6] te [plaats 6]

(hierna: de onroerende zaken) per de waardepeildatum 1 januari 2016 (hierna: de waardepeildatum) is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 (hierna: de WOZ-beschikkingen). In datzelfde geschrift zijn voor de onroerende zaken aanslagen onroerendezaakbelasting opgelegd (hierna: de aanslagen ozb).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar zijn de WOZ-beschikkingen en aanslagen ozb, bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van zesmaal € 333.

Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken, behalve voor zover het beroep ziet op [adres 3] te [plaats 3] . Gelijktijdig met de intrekking heeft belanghebbende de Rechtbank verzocht om de Heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten. De Rechtbank heeft dat verzoek toegewezen en de Heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van een (proces)kostenvergoeding van € 4.371,75.

Ten aanzien van [adres 3] te [plaats 3] heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van de uitspraken op bezwaar in stand blijven, de Heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van een proceskostenvergoeding van € 1.002 en gelast dat de Heffingsambtenaar het voor die zaak betaalde griffierecht van € 333 vergoedt.

1.4.

Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft op 16 april 2019 een verweerschrift ingediend dat op 5 juli 2019 is aangevuld.

1.5.

De Heffingsambtenaar heeft op 22 augustus 2019 gereageerd op de stukken van belanghebbende.

1.6.

Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1 vermelde WOZ-beschikkingen en aanslagen ozb. De WOZ-beschikkingen en aanslagen ozb zijn, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Heffingsambtenaar, gehandhaafd.

2.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen. Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken voor zover dat ziet op [adres 1] te [plaats 1] , [adres 2] te [plaats 2] , [adres 4] te [plaats 4] , [adres 5] te [plaats 5] en [adres 6] te [plaats 6] . Het beroep ten aanzien van [adres 1] te [plaats 1] en [adres 2] te [plaats 2] is door belanghebbende ingetrokken, omdat de Heffingsambtenaar de daarop betrekking hebbende besluiten aangaande de gebruikersheffingen alsnog heeft vernietigd nu belanghebbende op 1 januari 2017 geen gebruiker was. Het beroep ten aanzien van [adres 4] te [plaats 4] , [adres 5] te [plaats 5] en [adres 6] te [plaats 6] is ingetrokken, omdat de Heffingsambtenaar alsnog heeft ingestemd met de door belanghebbende bepleite WOZ-waarden. Gelijktijdig met de intrekking heeft belanghebbende de Rechtbank verzocht om de Heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten.

2.3.

De Rechtbank heeft het onder 2.2 vermelde verzoek om een proceskostenvergoeding op 19 juli 2018 ter zitting behandeld. Op die zitting is eveneens het beroep ten aanzien van [adres 3] te [plaats 3] behandeld, dat niet is ingetrokken.

2.4.

De Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar ten aanzien van het beroep, voor zover dat is ingetrokken, veroordeeld tot betaling van een (proces)kostenvergoeding van, in totaal, € 4.371,75. De Rechtbank is tot dit bedrag gekomen door voor de bezwaarfase en de indiening van het beroepschrift inzake [adres 1] te [plaats 1] en [adres 2] te [plaats 2] , waar in geschil was of die onroerende zaken op 1 januari 2017 in gebruik waren bij belanghebbende, uit te gaan van samenhang. In de drie resterende zaken, ten aanzien van [adres 4] te [plaats 4] , [adres 5] te [plaats 5] en [adres 6] te [plaats 6] , is niet tot samenhang geconcludeerd. Voor de bezwaarfase en het indienen van het beroepschrift gaat de Rechtbank daardoor uit van vier zaken. Voor de zitting, die na de intrekking van het beroep heeft plaatsgevonden, is de Rechtbank uitgegaan van één zaak met een factor samenhang van 1,5 (vier of meer samenhangende zaken). De door de Rechtbank toegekende (proces)kostenvergoeding is daarmee als volgt opgebouwd:

bezwaarfase: 4 zaken x 2 punten x € 249 x factor 1 gewicht, plus

beroepschrift: 4 zaken x 1 punt x € 501 x factor 1 gewicht, plus

zitting rechtbank; 1 zaak x 1 punt x € 501 x factor 0,5 gewicht x 1,5 samenhang,

in totaal € 4.371,75

Onder verwijzing naar artikel 8:41, lid 7, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de Rechtbank de Heffingsambtenaar er op gewezen dat hij het griffierecht van vijfmaal € 333 dient te vergoeden.

2.5.

De Rechtbank heeft ten aanzien van [adres 3] overwogen dat de uitspraken op het bezwaar onvoldoende zijn gemotiveerd, maar dat de WOZ-waarde in stand blijft. De Rechtbank heeft in de schending van het motiveringsbeginsel aanleiding gezien om de Heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten voor het beroep van € 1.002 en te gelasten dat de Heffingsambtenaar het voor die zaak betaalde griffierecht van € 333 vergoedt.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Rechtbank de (proces)kostenvergoeding tot het juiste bedrag heeft vastgesteld.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. De inhoud van die stukken moet als hier ingevoegd worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Heffingsambtenaar concludeert tot een forfaitaire (proces)kostenvergoeding, uitgaande van één bezwaar en beroep tegen de WOZ-beschikkingen en aanslagen ozb.

4 Gronden

5 Beslissing