Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1201, 19/00343
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1201, 19/00343
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 april 2020
- Datum publicatie
- 14 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1201
- Zaaknummer
- 19/00343
Inhoudsindicatie
Doorzendplicht. Geen kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Grieven tegen aanslag 2013 kunnen niet aan de orde komen in procedure over aanslag 2017.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/00343
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 29 mei 2019, nummer ROE 18/1756 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg
hierna: de Heffingsambtenaar,
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag zuiveringsheffing opgelegd. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar van 15 augustus 2017 gehandhaafd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Belanghebbende heeft bij brief van 18 augustus 2017, door de Heffingsambtenaar ontvangen op 28 december 2017, verzocht om heroverweging van deze uitspraak.
Bij brief van 23 januari 2018 heeft de Heffingsambtenaar dit verzoek afgewezen. Op 13 maart 2018 heeft de Heffingsambtenaar - voor zover hier van belang – het verzoek om schadevergoeding andermaal afgewezen en aangegeven geen dwangsom verschuldigd te zijn.
Het hiertegen ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de Heffingsambtenaar op 26 juli 2018 doorgezonden aan de Rechtbank. De Rechtbank heeft - voor zover hier van belang - het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2017 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 5 februari 2020 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is alleenstaand en woont op [adres] te [woonplaats] . Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag zuiveringsheffing opgelegd voor een eenpersoonshuishouden.
Bij de uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2017 heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar tegen deze aanslag ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de bezwaren in feite zijn gericht tegen de aanslag zuiveringsheffing 2013 en deze aanslag onherroepelijk vast staat.
De Rechtbank heeft het verzoek om heroverweging van 18 augustus 2017, door de Heffingsambtenaar ontvangen op 28 december 2017, aangemerkt als een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2017 en het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Bij uitspraak van 13 mei 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:1887) heeft het Hof het hoger beroep van belanghebbende voor zover gericht tegen de ongegrondverklaring van het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift tegen de aanslag zuiveringsheffing 2013 – ongegrond verklaard. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard (artikel 80a RO).
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het beroep door de Rechtbank terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Indien deze vraag ontkennend moet worden beantwoord is de vraag of het bezwaar terecht ongegrond is verklaard.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor deze uitspraak ziet op de uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2017, ontvankelijk verklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2017 en toekenning van een schadevergoeding. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.