Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:131, 18/00707 en 18/00708
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:131, 18/00707 en 18/00708
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 16 januari 2020
- Datum publicatie
- 22 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:131
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2018:6522, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:124
- Zaaknummer
- 18/00707 en 18/00708
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft het nultarief toegepast op transacties met auto’s. In geschil is of hij het nultarief mocht toepassen en of de boeten passend en geboden zijn.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00707 en 18/00708
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 22 november 2018, nummers BRE 17/2396 en 17/2397 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
inzake na te noemen naheffingsaanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd:
- aanslagnummer [aanslagnummer] F.01.4501 over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 ten bedrage van € 253.981 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 126.990 en belastingrente van € 14.787;
- aanslagnummer [aanslagnummer] F.01.5501 over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 ten bedrage van € 28.859 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 14.429 en belastingrente van € 525.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen en de opgelegde boete over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 verminderd tot € 81.000 en de opgelegde boete over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 verminderd tot € 9.000.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgehad op 19 september 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
In de onderhavige periodes dreef belanghebbende een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Hij handelde onder de naam [bedrijf 1] en onder de naam [bedrijf 2] . De activiteiten van de onderneming bestaan uit de exploitatie van een sportschool en de handel in gebruikte auto’s.
Bij belanghebbende heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periodes 1 oktober 2013 tot en met 1 maart 2015. Daarbij is uitsluitend onderzoek gedaan naar de omzetbelasting die betrekking heeft op de handel in gebruikte auto’s. In de administratie van belanghebbende zijn ten aanzien van 97 transacties documenten aangetroffen. Op de aanwezige verkoopfacturen heeft belanghebbende geen omzetbelasting vermeld.
In de administratie van belanghebbende zijn voor 13 van deze 97 transacties stukken aangetroffen die belanghebbende aanduidt als vervoersdocumenten. Deze documenten vermelden het volgende:
De naam en adres waaronder belanghebbende handelt, de naam en adres van de afnemer van de desbetreffende auto, de plaats van bestemming, de plaats van in ontvangstneming van de goederen, het type en chassisnummer van de desbetreffende auto, onder de rubriek “vervoerder” de naam van de afnemer van belanghebbende, de plaats waar het stuk is opgemaakt en onderaan handtekening en stempel afzender, vervoerder en geadresseerde. Onder deze laatste aanduidingen staan parafen en in enkele gevallen een stempel met de naam van de afnemer.
De Inspecteur heeft op 24 februari 2015 een verzoek om inlichtingen gedaan aan de belastingdienst in Italië waarin onder meer werd verzocht om informatie over de Italiaanse afnemer van belanghebbende, [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) en of transacties met belanghebbende, handelend onder de naam [bedrijf 4] door [bedrijf 3] worden aangegeven en of de auto’s weer werden doorverkocht. De Italiaanse belastingdienst heeft geantwoord dat in de administratie van [bedrijf 3] geen facturen van belanghebbende werden aangetroffen maar wel van Duitse leveranciers: [bedrijf 5] en [bedrijf 6] . Verder heeft de Italiaanse belastingdienst medegedeeld dat de eigenaar van [bedrijf 3] [bedrijf 4] of belanghebbende niet kent. Daarnaast heeft de Italiaanse belastingdienst van drie auto’s waarvan verkoopfacturen aan [bedrijf 3] in de administratie van belanghebbende zitten, aankoopfacturen in de administratie van [bedrijf 3] aangetroffen. Volgens die aankoopfacturen had [bedrijf 3] deze auto’s van [bedrijf 7] gekocht.
Op 16 december 2015 is schriftelijk aan belanghebbende meegedeeld dat het voornemen bestond om bij de naheffingsaanslagen vergrijpboeten op te leggen van 50%. Met dagtekening 18 mei 2016 is aan belanghebbende het controlerapport aangeboden en tevens is toen een schriftelijke kennisgeving inzake de op te leggen boetes aan belanghebbende toegezonden.
Naar aanleiding van het in 2.2 bedoelde boekenonderzoek zijn met dagtekening 31 mei 2016 de onderhavige naheffingsaanslagen en boete- en belastingrentebeschikkingen opgelegd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft de Inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
II. Heeft de Inspecteur terecht toepassing van het nultarief geweigerd?
III Heeft de Inspecteur de boeten terecht opgelegd en zijn deze passend en geboden?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de naheffingsaanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.