Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-11-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6522, AWB - 17 _ 2396

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-11-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6522, AWB - 17 _ 2396

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 november 2018
Datum publicatie
2 april 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:6522
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2396
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:42

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting / formeel recht / 0%-tarief i.v.m. intracommunautaire leveringen?, consequentie schending artikel 8:42 Awb?

De rechtbank verbindt geen gevolgen aan het niet door de inspecteur overleggen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, nu zij uitspraak kan doen op basis van de processtukken en het verhandelde ter zitting.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet, aan de hand van boeken en bescheiden, aannemelijk gemaakt dat het 0%-tarief, i.v.m. intracommunautaire leveringen, terecht is toegepast.

Wel matiging van de boeten.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 17/2396 en 17/2397

uitspraak van 22 november 2018

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] domicilie kiezende te [plaats ] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd:

- over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 ( aanslagnummer [aanslagnummer].F.01.4501 ) van € 253.981. Tegelijkertijd is bij beschikkingen een boete opgelegd van € 126.990 en belastingrente in rekening gebracht van € 14.787;

- over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 ( aanslagnummer [aanslagnummer].F.01.5501 ) van € 28.859. Tegelijkertijd is bij beschikkingen een boete opgelegd van € 14.429 en belastingrente in rekening gebracht van € 525.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 24 februari 2017 de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 31 maart 2017, ontvangen bij de rechtbank op 3 april 2017, beroepen ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van eenmaal € 168.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.6.

De geheimhoudingskamer van deze rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 17 november 2017 beslist dat de inspecteur geschoonde versies van sheets moet overleggen. Hieraan heeft de inspecteur bij brief van 22 november 2017, ontvangen bij de rechtbank op 27 november 2017, gevolg gegeven.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2018 te Breda. Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

In de onderhavige tijdvakken dreef belanghebbende een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De activiteiten van de onderneming bestaan uit de exploitatie van een sportschool en de handel in gebruikte auto’s.

2.2.

De werkwijze met betrekking tot de handel in auto’s is als volgt. Belanghebbende wordt benaderd door potentiële kopers van auto’s, die hun wensen ten aanzien van de door hen te kopen auto’s aan hem kenbaar maken. Hij gaat vervolgens, met gebruikmaking van internet, op zoek naar een geschikte auto. Indien hij deze heeft gevonden, wordt in overleg met de potentiële afnemer besloten of tot aanschaf van de auto wordt overgegaan. Inkoop door belanghebbende vindt uitsluitend in het buitenland plaats. Indien tot aanschaf wordt overgegaan, betaalt de afnemer het aankoopbedrag vooraf in contanten of per bank aan belanghebbende, vermeerderd met een provisie van € 500 voor belanghebbende. Belanghebbende maakt het geld met een spoedoverboeking over naar de verkoper van de auto en vervolgens wordt de auto door of namens belanghebbende opgehaald. Diezelfde dag, of uiterlijk de volgende dag, wordt de auto door de afnemer opgehaald in Nederland. De afnemer is telkens in het buitenland gevestigd. Eerst was dat een Belgische afnemer, vervolgens een Italiaanse en tot slot een Duitse.

2.3.

Bij belanghebbende heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 oktober 2013 tot en met 1 maart 2015. Daarbij is uitsluitend onderzoek gedaan naar de omzetbelasting die betrekking heeft op de handel in gebruikte auto’s. Op 16 december 2015 is schriftelijk aan belanghebbende meegedeeld dat het voornemen bestond om bij de naheffingsaanslagen vergrijpboeten op te leggen van 50%. Met dagtekening 18 mei 2016 is aan belanghebbende het controlerapport aangeboden en tevens is toen een schriftelijke kennisgeving inzake de op te leggen boetes aan belanghebbende toegezonden.

2.4.

Naar aanleiding van het in 2.3 bedoelde boekenonderzoek zijn met dagtekening 31 mei 2016 de onderhavige naheffingsaanslagen en boete- en belastingrentebeschikkingen opgelegd.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende, op de door hem verrichte leveringen van auto’s, terecht het 0%-tarief heeft toegepast en of de boete- en rentebeschikkingen terecht en tot niet te hoge bedragen zijn opgelegd.

Belanghebbende heeft zijn stellingen dat de tenaamstelling van de naheffingsaanslagen onjuist is, dat de inspecteur stukken onbevoegd heeft verkregen en dat het verdedigingsbeginsel is geschonden, laten varen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en van de naheffingsaanslagen en boete- en rentebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing