Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1478, 19/00392

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1478, 19/00392

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 mei 2020
Datum publicatie
11 mei 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1478
Formele relaties
Zaaknummer
19/00392

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is Rijnvarende. Op het loon zijn door de werkgever in Cyprus al sociale verzekeringspremies ingehouden. De SVB heeft met dagtekening 24 juni 2014 een A1-verklaring ten name van belanghebbende afgegeven. Hieruit volgt, dat belanghebbende over de in geschil zijnde periode 1 maart 2013 tot en met 31 juli 2013 verzekerings- en premieplichtig is in Nederland voor de volksverzekeringen. De Belastingdienst heft premie volksverzekeringen. Dat de Rijnvarendenovereenkomst van toepassing is betekent niet dat de verplichting tot overleg tussen lidstaten van de toepassingsverordening niet meer geldt (CRvB 28 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2817). In dit geval had overleg vooraf met andere lidstaten kunnen voorkomen dat Nederland een A1-verklaring had afgegeven die strijdig was met de eerder door Liechtenstein afgegeven A1-verklaring. Het hof verrekent op basis van artikel 73, tweede lid, van de toepassingsverordening de door de werkgever in Cyprus ingehouden sociale verzekeringspremies met de premie volksverzekeringen. De stelling van de Belastingdienst dat niet verrekend mag worden roept associaties op met de zogenoemde ‘toeslagenaffaire’ van de Belastingdienst. Op basis van een vage notie en suggestie van fraude door de werkgever moet kennelijk aan belastingplichtigen, die aan die (vermeende) fraude van de werkgever part noch deel hebben, Unierechtelijke rechten worden ontzegd. Namelijk in het bijzonder het recht om binnen de Europese Unie niet met een dubbele heffing te worden geconfronteerd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00392

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 2 juli 2019, nummer BRE 16/5553 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de Minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna IB/PVV) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend. Het hof heeft een brief verzonden op 23 december 2019 met het verzoek tot het overleggen van stukken. Belanghebbende heeft per fax van 9 januari 2020 hierop gereageerd.

1.7.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2020 in ‘s-Hertogenbosch. Op deze zitting zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam] te [kantoorplaats] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1951 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij woont in het onderhavige jaar in [woonplaats] , [adres] .

2.2.

Van 1 januari 2013 tot en met 31 juli 2013 was belanghebbende in loondienst werkzaam op het motortankschip [schip 1] . Belanghebbende stond in de periode van l januari 2013 tot en met 28 februari 2013 op de loonlijst van [L GmbH] , gevestigd in Duitsland en van 1 maart 2013 tot en met 31 juli 2013 op de loonlijst van [M Ltd] (hierna: [M Ltd] ), gevestigd in Cyprus.

2.3.

In de periode van l augustus 2013 tot en met 31 december 2013 was belanghebbende in loondienst werkzaam op het motortankschip [schip 2] . Van l augustus 2013 tot en met 31 december 2013 stond belanghebbende op de loonlijst van [N AG] (hierna: [N AG] ), gevestigd in Liechtenstein.

2.4.

Door de Liechtensteinse autoriteiten is aan belanghebbende met dagtekening l oktober 2013 een Al-verklaring afgegeven voor de periode 1 augustus 2013 tot en met 31 juli 2015 waaruit volgt dat op belanghebbende voor die periode de sociale zekerheidswetgeving van Liechtenstein van toepassing is.

2.5.

Nadien heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) met dagtekening 24 juni 2014 aan belanghebbende een A1-verklaring afgegeven waaruit volgt dat belanghebbende voor de periode van l januari 2013 tot en met 31 december 2014 in Nederland verzekerings- en premieplichtig is voor de volksverzekeringen.

2.6.

Over de periode 1 maart 2013 tot en met 31 juli 2013 zijn door de werkgever [M Ltd] Cypriotische sociale verzekeringspremies ingehouden.

2.7.

Belanghebbende heeft aangifte voor het jaar 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.369 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 832. In deze aangifte heeft belanghebbende verzocht om vrijstelling voor de premie volksverzekeringen en heeft hij over een inkomen van € 7.302 (het inkomen ontvangen van [L GmbH] ) aftrek ter voorkoming van dubbele belasting gevraagd.

2.8.

Bij het vaststellen van de aanslag 2013 heeft de inspecteur de gevraagde vrijstelling premie volksverzekeringen over de periode van 1 maart 2013 tot en met 31 juli 2013 niet verleend. Wel heeft de inspecteur een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend over een inkomen van € 24.368 (zijnde het inkomen ontvangen van [L GmbH] en [M Ltd] ).

2.9.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. De inspecteur heeft dit bezwaar afgewezen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of belanghebbende een vrijstelling toekomt voor de heffing van de premie volksverzekeringen voor de periode 1 maart 2013 tot en met 31 juli 2013.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vrijstelling van de heffing van premies volksverzekeringen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing