Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1521, 19/00361

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1521, 19/00361

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 mei 2020
Datum publicatie
11 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1521
Formele relaties
Zaaknummer
19/00361

Inhoudsindicatie

BPM. Belanghebbende terecht als belastingplichtige aangemerkt, aangezien de bestelauto op zijn naam is gesteld in het kentekenregister. De bestelauto is op het moment van registratie vier jaar, elf maanden en 25 dagen oud. Belanghebbendes stelling dat dit naar boven afgerond moet worden naar vijf jaar, zodat de afschrijving 100% bedraagt, wordt verworpen. Uit de tekst noch de wetsgeschiedenis is af te leiden dat met vijf jaren iets anders wordt bedoeld dan vijf perioden van twaalf maanden. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00361

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 29 mei 2019, nummer BRE 17/6070, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ten dele gegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 27 januari 2017 de uit het buitenland ingevoerde bestelauto van het merk [automerk] , met kenteken [kenteken] (hierna: de bestelauto) op zijn naam gesteld. De datum van eerste inschrijving van de bestelauto in het kentekenregister is eveneens 27 januari 2017. De datum eerste toelating is 2 februari 2012.

2.2.

Belanghebbende heeft de auto gekocht van [het bedrijf] . [het bedrijf] heeft op 19 januari 2017 een opgave bruto BPM ingediend. In deze opgave heeft [het bedrijf] het vakje vrijstellingsvergunning aangevinkt en daarbij ingevuld: “bedrijf”. [het bedrijf] heeft de bestelauto niet op haar naam gesteld.

2.3.

De inspecteur heeft belanghebbende verzocht om aangifte en betaling van BPM te doen ter zake van de tenaamstelling van de bestelauto. Belanghebbende heeft daar geen gehoor aan gegeven.

2.4.

De inspecteur heeft daarna op 2 mei 2017 aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 1.969. Bij die naheffingsaanslag is tevens bij beschikking een verzuimboete vastgesteld van 10%. Belanghebbende is tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboete in bezwaar gekomen. De inspecteur heeft op 1 augustus 2017 het bezwaar in zijn geheel afgewezen. Op 22 augustus 2017 is de inspecteur alsnog ambtshalve tegemoet gekomen aan het bezwaar tegen de verzuimboete en is de verzuimboete verminderd tot nihil.

2.5.

De rechtbank heeft het beroep uitsluitend gegrond verklaard ten aanzien van de kosten van bezwaar en de inspecteur veroordeeld alsnog die kosten te vergoeden. Voor het overige is het beroep ongegrond verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is belanghebbende belastingplichtig voor de BPM?

2. Zo ja, bedraagt de verschuldigde belasting nihil in verband met de ouderdom van de bestelauto?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing