Hoge Raad, 18-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2042, 20/01856
Hoge Raad, 18-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2042, 20/01856
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 december 2020
- Datum publicatie
- 18 december 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:2042
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:1521
- Zaaknummer
- 20/01856
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01856
Datum 18 december 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 mei 2020, nr. 19/00361, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 17/6070) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht van 14 juli 2020 geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na de dagtekening van dat bericht te herstellen. Die termijn eindigde op 25 augustus 2020. Op 26 augustus 2020 heeft de Hoge Raad via het webportaal van de Hoge Raad een brief van belanghebbende ontvangen. Aangezien die brief na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, laat de Hoge Raad dit stuk buiten beschouwing. Daarom zal de Hoge Raad het beroep in cassatie met toepassing van artikel 6:6 Awb niet-ontvankelijk verklaren.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020.